maandag 21 maart 2011

De vier seizoenen volgens Christopher 'Kit' Watson

David Almond - De wildernis

De wildernis is ingedeeld in drie delen: Herfst, Winter en Lente. Uit deze indeling wordt al duidelijk hoe relatief het begrip tijd is. Kit, het hoofdpersonage, vindt dat het “al voorjaar was toen we uit de mijn in Stoneygate terugkwamen”, toen het nog niet eens Kerst was. Stoneygate is een dorpje in het midden van Engeland, waar de oude mijnen tot de verbeelding van de kinderen spreken. Almond verwijst hiermee naar de plaats waar hij zelf opgroeide.

In het boek wordt veel aandacht besteed aan de fantasie van kinderen. Op sommige momenten wordt heel duidelijk dat de grenzen tussen fantasie en werkelijkheid soms heel moeilijk te trekken vallen in de belevingswereld van kinderen. Het moment waarop Kit steentjes krijgt van de moeder uit zijn zelf verzonnen verhaal over de holbewoner Lak, is daar een mooi voorbeeld van. Ook ziet Kit op een bepaald moment Silky voor zich, terwijl dat eigenlijk een figuurtje is dat is ontstaan uit de fantasie van zijn opa en diens kameraadjes.

Op meer dan één vlak zijn ze elk op hun eigen manier “van hetzelfde slag”.

Hoewel het verhaal verteld wordt vanuit de ogen van een dertienjarige Kit, is er ook ruimte voor zwaardere thema’s waar kinderen in contact mee kunnen komen. Kits opa lijkt na de dood van zijn vrouw in een diepe put te zitten waar hij terug uitgeraakt dankzij de aanwezigheid van zijn kleinzoon. Zijn mentale gezondheidstoestand begint er echter op achteruit te gaan. Kit is daar erg door aangedaan waardoor hij gemakkelijk te overtuigen is om mee te doen aan het spel van de dood. Dit spel, bedacht door John Askew, is het begin van de verweving tussen fantasie en werkelijkheid.

Doodgaan is niet erg.

Het is aangrijpend beschreven hoe twee buitenbeentjes toch elkaars vriend kunnen worden: Kit als inwijkeling met een zieke opa, Askew als nietsnut aanzien door de inwoners van Stoneygate met een dronken vader. De kinderen gaan vaak het spel van de dood spelen in de wildernis. Deze wildernis is niets meer dan met bomen en struiken overgroeide oude en (half) ingestorte mijngangen. Askew vindt er een soort rust die hij thuis niet vinden kan, Kit begrijpt door het spel beter wat zijn opa doormaakt. Beiden vluchten ze weg uit de realiteit. Askew vindt een uitlaatklep via het tekenen, Kit via het verzinnen van verhalen. Zonder het zelf goed te beseffen, helpen ze elkaar. Askew leert Kit de dingen te aanvaarden zoals ze zijn. Kit op zijn beurt leert Askew dat hij wel graag gezien wordt en dat hij terug naar huis moet. Dit doet hij door een verhaal te vertellen over een moeder die haar zoon wil terugvinden. Om het met de woorden van John Askew zelf te zeggen: op meer dan één vlak zijn ze elk op hun eigen manier “van hetzelfde slag”.

De wildernis is een voorbeeld van een ‘alles komt weer goed’-verhaal. Dat is ook een mooie boodschap voor de jonge lezer: hoe erg een situatie op een bepaald ogenblik ook lijkt, er komt altijd een moment waarop het weer beter gaat. En doodgaan is niet erg: je blijft verder leven, daar is Christopher Watson het levende bewijs van.


Cheryl Morero