woensdag 29 december 2010

Een witte kerst: Een droom of nachtmerrie?

Kijk eens naar buiten. Wat zie je? Ja, inderdaad. Landschappen bedenkt met een laagje verse witte sneeuw. Kinderen die een sneeuwpop maken, met de slee op tocht zijn,..enz. Een uniek uitzicht, een echt droomtafereel toch? Of niet?


Oudere mensen durven de straat niet meer op."Te gevaarlijk!",zeggen ze. Voor oudere mensen is het niet aangeraden buiten te komen met zo'n weer, maar waar haal je de boodschappen dan vandaan? Dus er zit niets anders op dan door de centimeters sneeuw te ploeteren.

Vakantiegangers zien hun vakantie naar de vaantjes gaan. Luchthavens liggen immers lam. De sneeuw en bittere kou maken het vertrek onmogelijk. Startbanen zijn besneeuwd, gladdig en de vleugels van vliegtuigen vriezen telkens opnieuw aan. Als de vleugels bevroren zijn, kunnen ze geen liftkracht bieden. De liftkracht zorgt er juist voor dat vliegtuigen op de luchtstroom blijven zweven. dus met het vliegtuig op vakantie vertrekken is al geen mogelijkheid.

Ook de auto nemen is geen optie. Vele autowegen zijn afgesloten en zelfs onbereikbaar. Met een maximale snelheid van 70 kilometer per uur kom je er ook niet. En om nog maar te zwijgen over de lange files én et risico op ongevallen.

Dan maar de derde optie: De trein of bus. "De IC-trein naar Antwerpen-Centraal van 7.00u wordt door een defect aan enkele rijtuigen vandaag afgeschaft. Hiervoor onze verontschuldigingen." Enkele minuten later: De IC-trein naar Antwerpen-Centraal van 7.15u heeft een vermoedelijke vertraging van een uur. Hiervoor onze verontschuldigingen." Geen verdere uitleg. En zo begint het wachten. Wachten op Godot. Na anderhalf uur wachten is er nog altijd geen trein te bespeuren. Ook de bus nemen, is geen optie. Deze rijden al helemaal niet. Ze kunnen de brug niet over door het gladde wegdek. Voor deze mensen wordt hun vakantie een ware nachtmerrie.

Niet alleen het openbaar vervoer, de luchtvaartmaatschappijen zien in dit weer af, ook de economie ziet zijn winst onverbiddelijk dalen. Voedingsproducten raken niet op tijd op hun bestemming en verderven, deadlines worden niet gehaald, apothekers krijgen hun medicijnen later dan verwacht,...enz. Volgens cijfers wordt er zelfs op zo'n verlies van 5,50 euro per uur per vrachtwagen gerekend.

Denken we ook eens aan de mensen die het met minder moeten stellen?

In al de drukte om het beste uit deze joude winterdagen voor onszelf te halen, vergeten we vaak diegenen die geen dak boven het hoofd hebben. Wij kunnen lekker gezellig samen vor het haardvuur zitten, maar daklozen moeten overnachten in kartonnen dozen, onder een afdak of zelfs op de trottoir. Bedelen wordt nog altijd beschouwd als een illegale activiteit, maar waar moeten die arme stakkers naartoe? De opvangcentra zijn nu al overbevolkt. Met de kleine hoeveelheid dat die bedelende mensen krijgen, kunnen ze zich een kop warme soep, koffie of chocolademelk veroorloven. Zo hebben ze ten minste iets goed over aan hun Kerst. Zij zijn diegenen die weten hoe koud het is en hoe het voelt om letterlijk én figuurlijk in de kou te staan. Waarom denken we nooit aan hen?

Zij nemen genoegen met dat ene moment.

Enfin. Toch ligt niet iedereen wakker van de komende zorgen. Kinderen nemen genoegen met dat ene moment. Ze genieten van de sneeuw en het witte landschap. Zorgen zijn voor later. Bovendien helpt de sneeuw de lucht zuiver te houden, wat dan weer goed is voor mensen met ademhalingsproblemen.

En met deze gedachte sluit ik af: Kerst staat voor de geboorte van Jezus. Jezus staat voor een betere periode in het leven. Hij gaf mensen hoop en juist die hoop kreeg als symbool het kleur wit. Als kinderen het mooie van het wit zien, waarom volwassenen dan niet?

dinsdag 21 december 2010

Emelie Casteleyn studeert in
Torhout en volgt er de
lerarenopleiding aan de Katho Reno.
Vandaag wil ze voor één
keer haar mening delen met u.


Vredevolle feestellende


Elk jaar opnieuw hetzelfde liedje. Eerst komt de Sint en daarna de Kerstman. Als rode kers op de taart wordt op de planeet Aarde de overgang naar het volgende nieuwe jaar uitbundig gevierd. December staat bekend als dé feestmaand bij uitstek, dat weet het kleinste kind. En elke keer opnieuw zit ik met mijn handen in het haar. Waarom? Het is heel simpel. Die hele kerstperiode brengt niets dan ellende met zich mee. Geloof me. Een mens leeft liever op een ander tijdstip tijdens het jaar en daar heb ik zeer goede redenen voor. Om te beginnen werk ik me een heel jaar uit de naad om iedereen die ik liefheb een cadeautje te kunnen kopen. Het gevolg van die berg pakjes is gelijk aan bankroet.



Wat is België toch een prettig land op het vlak van Hoger Onderwijs.

Ik leef ook een beetje mee met mijn puberende medemens. Middelbare scholieren studeren zich te pletter voor de kerstvakantie. Als ik heel eerlijk ben vind ik dat eigenlijk niet meer zo erg. Mijn middelbare schoolcarrière is inmiddels al een tijdje voorbij. Maar zoals velen behoor ik nu tot die andere verzameling van hogeschoolstudenten. Die arme studenten (ik heb het vooral over mezelf, lees bankroet) zitten in diezelfde vakantie doodleuk met hun neus in de boeken. Wat is België toch een prettig land op het vlak van Hoger Onderwijs.
Mijn moeder weet ook hoe laat het is als ik haar vraag of ze vijfhonderd euro kan missen. Drie jaar geleden liet ik bij mijn favoriete schoonheidssalon enkele ontgiftingskuren vastleggen voor vijftig jaar lang. Uiteraard kost dit een aardige euro. Het maatschappelijke schoonheidsideaal is tegenwoordig zó verantwoord, waardoor ik het mij niet kan permitteren om tien kilo aan te komen na dat zalig kerstfeest en gelukkig Nieuwjaar.


Je komt nog maar net van het jaarlijkse kerstdiner en je begint alweer
te ‘boefen’.

Maar of die ontgiftingskuren ook zullen werken, kan ik niet zeggen. Zoals ik al eerder zei, behoor ik nu tot het clubje van de hogeschoolstudent. Hogeschoolstudenten mogen in januari bewijzen dat ze goed gestudeerd hebben in de kerstvakantie. Met andere woorden worden we geteisterd door die o zo leuke examens. Ik hoef nog maar het woord examens te horen en ik krijg de ene eetbui na de andere. Zo gaat dat nu eenmaal bij mezelf. Je komt bij wijze van spreken nog maar van dat heerlijk calorierijke kerstdiner en je begint alweer te ‘boefen’.
Gelukkig is er ook één iets leuk aan die hele feestperiode en dat is samenzijn met familie en vrienden. Maar voor de rest? Neen, dank u wel!

Schaatsbaan

Het is zes uur ’s avonds en we lopen door het centrum van Oostende. Een dik kwartier geleden is de sneeuw met bakken uit de lucht beginnen vallen. Twee uren daarvoor was het nog goed uitkijken waar je liep. Want overal was het spekglad door de aangestampte sneeuw. De verse sneeuw is gelukkig een stuk stabieler om op te lopen. Hierdoor moeten we ons niet al schaatsend een weg banen over de parking.
Volgens een gemeentelijke verordening moet elke burger zijn voetpad sneeuwvrij houden op straffe van boete. Nu blijft het stadsbestuur zelf in gebreke, want het voetpad voor het gemeentehuis is immers spekglad. Enkel de fietspaden zijn min of meer ijsvrij gemaakt.
Dikke sneeuwvlokken dwarrelen vrolijk naar beneden terwijl we onze tocht aanvatten in de richting van het Mercatordok. Wanneer we even later één van de hoofdwegen van Oostende oprijden, is het pas duidelijk dat de strooidiensten hier niet geweest zijn. We rijden stapvoets want de wegmarkeringen zijn nauwelijks zichtbaar. Als het openbaar vervoer en de vrachtwagens maar vlotjes kunnen rijden is er geen probleem. Het individueel personenvervoer moet zichzelf maar weten te redden. Want wie tijdens deze dagen niet in het centrum van de stad woont, geraakt met moeite de deur uit. Het is toch wel jammer dat het openbare leven in België bijna stilvalt door twee centimeter sneeuw op de weg. Bussen kunnen plots niet meer regelmatig rijden en treinen hebben vertraging. Toch kan het nog erger: reizigers die op Zaventem gestrand zijn, kunnen de luchthaven zonder visum zelfs niet meer verlaten om een deftige overnachting te zoeken.

Het is dag terwijl het nacht is.

Aan de rand van de stad wonen betekent ook aan het einde van de beschaving wonen. Welkom in Niemandsland, mijn straat, mijn wijk, mijn schaatsbaan. Ik heb wel nog zin in een sneeuwballengevecht, maar mijn omstanders zijn daar niet zo tuk op, dus geef ik het maar op. Als ik een uur later door het raam naar buiten kijk, is onze omgeving twee keer zo helder verlicht dan gewoonlijk. Het is dag terwijl het nacht is. Het tafereel in onze straat is gewoon prachtig. De witte sneeuw zorgt voor een fantastische weerkaatsing van de straatverlichting. Ik hou van de sneeuw, zijn schoonheid, zijn magie, het landschap lijkt wel betoverd.

M.A. Heaven

CHOC-A-HOLIC

Mmm, de hele wereld is bedekt met een sneeuwwit chocoladelaagje! Nee? Hoe noemen jullie dat? Sneeuw? Verdorie, mijn zin steekt opnieuw hardnekkig de kop op. Verslaafden hebben namelijk de neiging om in alles hun grootste hunkering te herkennen. In mijn geval is dat het witte, maar ook het bruine én zwarte goud: chocolade. Alleen al het typen van dit woord brengt me in ongekende en hemelse sferen… Velen onder jullie vinden nu wellicht dat ik overdrijf. Wel, ik ben niet meer dan de speelbal van het wrede lot. Nog voor mijn geboorte was ik gedoemd tot het hebben van een chocoladeverslaving. Mijn ouders zijn voor de volle honderd procent chocoladegekken. Wellicht bezitten we één of ander chocoladegen dat onze grenzeloze liefde voor dit snoepgoed in de hand werkt. Volgens mij stroomt er chocolade door onze aderen. Daarnaast ben ik, als je het nog niet had gemerkt, een rasechte vrouw. Elke vrouw vindt dit goedje verschrikkelijk lekker, want het zit in onze natuur. Chocolade vergroot immers onze seksuele honger. Kijk eens aan, deze lekkernij helpt ons ook nog eens bij het grootste doel van de homo sapiens: de voortplanting van het menselijke ras.

Is een chocoladeverslaving dan enkel bepaald door erfelijkheid? Uiteraard niet. De opvoeding speelt ook een grote rol. Sinds mijn geboorte komt Sinterklaas trouw op zes december langs met niet alleen speelgoed of mandarijnen, maar ook met chocolade. Het speelgoed laat hij sinds enkele jaren achterwege en brengt hij me enkel nog het donkere goud. Hoewel ik nog hardnekkig geloof in de Sint, geloof ik niet dat Zwarte Piet zijn donkere kleurtje te danken heeft aan de schoorsteen. Ik ken je geheim Piet, je bent gewoon een groot chocoladen mannetje. Honderd procent zeker ben ik uiteraard niet. Misschien moet ik Piet volgend jaar een natte lik in het gezicht geven, maar dergelijk gedrag past natuurlijk niet bij een meisje als ik. Het zal volgend jaar bij alleen bij snuffelen blijven. Maar niet alleen de Sint smokkelt chocolade binnen, ook de Kerstman en de paashaas bedelven me ieder jaar onder met dit deze onweerstaanbare heerlijkheid.

Kijk, het is heel eenvoudig. Ken je Pavlov en zijn hond? Sinterklaas en zijn gezanten zijn Pavlov en ik ben de hond. Toon me een foto van hen en ik begin ongecontroleerd te kwijlen en te hunkeren naar een stukje chocolade. Ik ben niet meer dan een slachtoffer van deze wrede consumptiemaatschappij. Het is schandalig hoe ze een erfelijke zwakkeling zoals ik hebben geconditioneerd. Zelfs nu krijg ik een onuitstaanbare zin in een dergelijk stukje genot.

Chocolade vergroot immers onze seksuele honger.


Afkicken denk je? Ha, dat is vrijwel onmogelijk. De winkels slaan deze legale drug massaal in en gelijk hebben ze. De chocolade geeft je hersenen een euforieshot, want het maakt endorfine vrij. Dat verklaart waarom ik na het smullen van dit goedje volop zit te grijnzen als een randdebiel. Er zit niets anders op dan te wachten op de eerste bijeenkomst van de AC, de Anonieme Chococholisten. Maar ook de AC kan geen soelaas bieden. Het is een verloren zaak, want onderzoek toont aan dat mensen die dagelijks verlangen naar chocolade een andere soort bacteriën in hun darmen hebben. Mensen, ik heb helemaal geen verslaving! Trouwens, niemand kan op tegen bacteriën, want ze zijn onzichtbaar. Tenzij je een Power Ranger bent natuurlijk. Er zit niets anders op dan me te berusten in mijn lot en nog een stukje chocolade te eten.

Het is echter niet alleen kommer en kwel, want chocolade biedt ook heel wat voordelen. Het is lekker, smelt op je tong en je kunt er iemand helemaal mee doorgronden. Ja, je hoort het goed! Psychologen in wording, stop met studeren! Je hebt niet langer die ellenlange psychologische testen nodig. Jouw chocoladevoorkeur geeft immers weer wie je werkelijk bent. Daar had je helemaal niet aan gedacht hé, Freud. Ik ben bijvoorbeeld dol op melkchocolade. Volgens de chocoladetheorie ben ik iemand die in het verleden leeft en onschuldig is. Verdorie, ze zitten er toch wel recht op. Onschuldig ben ik zeker. Daarnaast denk ik graag aan de momenten waar ik ongestoord chocolade kon smullen. Laten we nog een stapje verder gaan. Mijn ultieme favoriet is chocolade gevuld met praliné. Volgens deze nieuwe leer ben ik dan ongeduldig, onvolwassen en heb ik een open geest. Ik sta perplex, wat een betrouwbare en valide test! Zo sta ik open voor verschillende chocoladesmaken, ben ik ongeduldig als ik het papiertje van mijn chocolade wikkel en begin ik te janken als een kind als ik mijn chocolaatje niet krijg. Wauw, al ooit zoveel het woord chocolade gelezen in een tekst? Waar het hart van vol is… Gelukkig heb ik in dit land vele lotgenoten. Diegene die geen chocolade lusten, maak je bekend. Niemand? Dat dacht ik al. Belgen eten namelijk per jaar gemiddeld zeven à acht kilogram van dit goedje. Maar die zeven à acht kilogram vind ik toch een onderschat getal, want ik ben er zeker van dat ik torenhoog boven dit gemiddelde uitstijg.

Kelly

Mag het gezellig zijn?

Een kerstboom, een regenboog aan lichtjes, een bruingebakken kalkoen, duizenden cadeautjes… En toevallig nog eens sneeuw erbovenop. Straks is het weer zover, de feestdagen komen er in treinversnelling aan. Gezellig met de familie aan tafel dineren en keuvelen over de goeie voornemens voor het nieuwe jaar. Waarom doen we dit toch? We houden er ons toch niet aan.

Ah, het is nog maar november en we kunnen er niet naast kijken. De eerste kerstversieringen doen hun intrede. De melige kerstmuziek weerklinkt in de winkelstraten. Sinterklaas is nog maar in het land of de kerstman heeft zijn pakjes al gemaakt. En dan hebben we het nog niet gehad over de vele kilo’s die we bijkomen door al dat lekkers. De dag zelf hebben we daar geen last van, maar het complex begint al de dag erna. “Zou ik nog een stukje taart eten? Ach, waarom niet. We zijn toch al ongezond bezig en het zal wel niet op die ene dag komen zeker?”

Als kind vond ik het nooit leuk om op nieuwjaarsdag mijn nieuwjaarsbrief voor te lezen voor heel de familie. Ik was de oudste en moest dus de spits afbijten. En het zal dit jaar niet anders zijn. Niet dat ik nog een nieuwjaarsbrief moet voorlezen, maar wel dat we met z’n allen zullen samenkomen bij onze grootouders. Een gezellige bedoening, dat wel, maar soms is het toch wat geforceerd, niet? En het grootste cliché moet nog komen: de goede voornemens voor 2011. “Ik zal minder snoepen, ik zal harder werken, ik zal meer sporten…” Ja hoor, het zijn veel voorkomende uitspraken waarvan je later spijt krijgt. Waarom we ze toch uitspreken? Traditie zeker?

Sneeuw vond ik als kind altijd super, maar het gebeurde zelden dat er sneeuw lag op kerstdag. Dankzij de opwarming van de aarde sneeuwt en ijzelt het al in november! Kerstmis en Nieuwjaar zijn de gezelligste periodes van het jaar. “Vrede op aarde aan alle mensen van goede wil”, “Een goede gezondheid en veel geluk in 2011”.

Waarom hechten we zo veel belang aan die feestdagen? Omdat het tradities zijn en tradities zijn onverwoestbaar, al kan het kerstkindje niet opboksen tegen de feeërieke versierde kerstbomen. De commerce gaat voort: business as usual. Maar helaas niet voor iedereen…

Kerstmis is… geen nutteloze uitspraken, geen gezever over de bijgekomen kilo’s, geen clichés… Gewoon bij elkaar zijn met de familie en vrienden. Het mag toch gezellig zijn, niet?

Prettige feestdagen!

Overal zie je ze weer opduiken: de kerstbomen. Voor de ramen van de ‘gezellige’ huiskamers zie je dan allerlei flikkerende lichtjes. Af en toe hangt er voor die ramen dan een jolige Kerstman aan een touw die naar de schouw klimt. Naar mijn weten, kwam enkel de aartsvijand van de Kerstman, Sinterklaas, via de schouw naar binnen. De Kerstman kan toch gewoon zijn slee voor de deur parkeren en aanbellen? Maar goed, daar zal ik nu niet verder op ingaan. Terug naar die kerstboom.

Terwijl ik dit aan het schrijven ben, staat er hier trouwens eentje voor me. Hij lacht me uit met zijn overdreven kleurrijke kerstballen en lelijke slingers. Ook de lichtjes willen me verwarren door telkens in een ander ritme op te lichten. Menig autist is waarschijnlijk al over zijn toeren gegaan door die lichtjes. Om dan nog maar te zwijgen over die verschrikkelijke piek. Wie heeft dat in hemelsnaam bedacht? Het ziet eruit als een fallus en is ook zo moeilijk om op de kerstboom te krijgen. Daar hebben we trouwens al een oplossing voor gevonden. We laten onze piek gewoon op de kerstboom zitten. Wat ook meteen verraadt dat onze kerstboom niet-biologisch afbreekbaar is.

Zo’n plastic kerstboom ziet er niet uit, maar heeft wel een paar praktische voordelen. Om te beginnen verliest hij niet zoveel naalden als een echte. Een echte verademing, want als kind was het altijd mijn taak om alle (echt alle) naalden van de grond te rapen. Ten tweede is zo’n plastic boom heel wat lichter, dus spaar ik heel wat uit aan de kinesist door mijn rug niet opnieuw te forceren met het tillen van een zware naaldboom.

Daarnaast heeft zo’n plastic ding nog een financieel voordeel. Op termijn kost hij veel minder dan een echte boom. Daardoor kan ik veel duurdere cadeaus kopen. Wat me meteen tot een nieuw probleem stelt. Waar moet ik die pakjes leggen? Is het niet de bedoeling om die kerstcadeautjes in hun verschrikkelijke verpakking onder je kerstboom te plaatsen? Maar mijn plastic geval komt maar tien centimeter boven de grond. En aangezien mijn budget voor cadeaus groter wordt, worden ook mijn cadeaus groter. En die passen daar helemaal niet meer onder. Meer zelfs, mijn cadeaus worden zo groot dat ik er stilaan mijn kerstboom achter kan verbergen. Dat is misschien niet zo’n slecht idee.

Hoewel, kennelijk ben ik de enige die grote cadeaus koopt. De rest van mijn gezinsleden kopen enkel van die Bongodingen en Vivaboxen. Gemakscadeaus noem ik dat. Laat de krijger maar kiezen, wat oorspronkelijk de opdracht van de gever was. Waarom geef je dan nog een cadeau? Je kunt zowel geld geven met een briefje: ‘Ik ben te lui om cadeaus uit te zoeken!’.

een Vivabox om een kerstdiner te maken met Sergio Herman of Peter Goosens

Tot slot zijn er dan ook altijd die kerstdiners. Waarom duren die altijd zo lang? Je zit in een veel te warme kamer, te veel eten naar binnen te werken en te lange conversaties te houden met familieleden die je anders nauwelijks ziet. En als je denkt dat je er met één diner vanaf komt, heb je het lelijk mis. Diners aan beide kanten van de familie van je ouders, diners aan beide kanten van de familie van je vriendin, diners bij je peter en meter, diners bij Jan en alleman. En allemaal hebben ze hetzelfde cadeau gekregen met de vorige kerst: een Vivabox om een kerstdiner te maken met Sergio Herman of Peter Goosens.

Kortom: ik verlang al tot het Nieuwjaar is.

Vrolijk kerstfeest.

Monsieur Costaud.

Every day Colgate

Je gebruikt het één, soms twee keer per dag. Je hebt er verschillende smaken en kleuren in. Jong en oud gebruiken het en soms zorgt het voor ongelooflijk irritante witte plekken. Om dan nog maar te zwijgen over die ongeloofwaardige reclames. Ra ra ra over wat heb ik het? Juist ja, tandpasta.

Daar sta je dan in de supermarkt voor een enorm rek met duizenden verschillende soorten tandpasta, niet wetende welk een je zou moeten kiezen. Voor je zoon van drie jaar moet het er een zijn met aardbeismaak, voor je man een whitening-tandpasta en voor jezelf maakt het eigenlijk allemaal niet uit. Dan moet je nog kiezen welk merk. De meesten gaan voor de merken die het meest reclame maken. Maar kloppen die reclames eigenlijk wel? Neem nu die reclame van Colgate of Sensodyne over de tandpasta voor gevoelige tanden. Geloof je nu werkelijk dat je na twee seconden niets van warmte of koude meer voelt? Laat me niet lachen!
Terug naar de supermarkt, je denkt aan de reclames en zegt ‘nee daar doe ik niet aan mee’ dus kies je de goedkoopste met als gevolg dat je zoon en man boos zijn op je omdat je niet de juiste tandpasta hebt meegebracht. Telkens als ze hun tanden poetsen, mag je het aanhoren ‘Het is slechte tandpasta want het is niet van Sensodyne!’ of ‘Neen mama, ik wil mijn tanden niet poetsen want het is geen tandpasta met die krokodil op’ (die van Colgate dus). En wat doet een vrouw dan? Juist, het verkroppen en de volgende keer wel de tandpasta van Colgate en Sensodyne kopen *zucht*.

In de reclames gaat tanden poetsen meestal alsof het niets is maar met de gemiddelde mens zoals ik – die af en toe wel eens klungelt – wordt er geen rekening gehouden. De reclamemakers denken niet aan die irritante witte vlekken als je morst. Vlekken die er trouwens maar echt uitgaan als je je pyjama of kleren wast. Je moet er niet aan denken om nog hetzelfde truitje aan te doen naar je werk als je gemorst hebt met tandpasta.

Nu denk je waarschijnlijk ‘waarom koopt ze dan in godsnaam nog tandpasta als het haar toch zo irriteert?!’. Je verwacht toch niet dat ik iedere dag met een stinkende bek op straat ga lopen?!

Ga heen en drink!

Daar heb je hem weer, die oude grijze man met een lange baard en een grappige rode muts op het hoofd. Hij vliegt met een slee, getrokken door rendieren, en komt via de schoorsteen het huis binnen. Daar stopt hij, natuurlijk enkel voor de brave kinderen, cadeautjes in de sokken die aan de schouw hangen. En dat terwijl die andere heilige man nog maar net op de stoomboot richting Spanje is gestapt.

Dat de Kerstman steeds meer in het straatbeeld opduikt, hebben we enkel en alleen maar te danken aan de Nederlanders en Coca-Cola. Als Christoffel Columbus Amerika niet had ontdekt en als John Pemperton in 1886 niet voor het eerst Coca-Cola had gemaakt, hadden we de grijsaard nu niet gekend. De Nederlandse kolonisten zijn Columbus gevolgd en hebben Sinterklaas meegenomen naar Nieuw-Amsterdam, het huidige New York. De New Yorkers hebben deze man geadopteerd en zijn naam verbasterd naar Santa Claus. Sint-er-Klaas werd dus Saint-a-Claus.

En toegegeven, de gelijkenissen zijn treffend. De mijter van de Sint werd vervangen door een warme muts en de staf werd weggelaten - het zou nochtans handig zijn om daarmee de rendieren op te jutten om hen sneller door de lucht te laten rennen. De zwarte hulpjes vielen weg, maar in ruil kreeg de Kerstman negen rendieren, waarvan één met een oplichtende rode neus om de weg in slechte weersomstandigheden te wijzen, genaamd Rudolph. Eigenlijk heb ik wel wat medelijden met de Kerstman. Hij moet op negen rendieren vertrouwen die hem hoog boven de daken brengen en elk moment kunnen laten vallen omdat ze zijn gewicht niet meer kunnen dragen. De Kerstman is nu niet bepaald het voorbeeld van een slanke lijn, maar wat wil je als je elke dag liters cola naar binnen werkt.

Coca-Cola en de Kerstman worden vaak in één adem genoemd. Logisch, want die oude dikkerd heeft zijn bekendheid aan de frisdrankgigant te danken. Toen de Coca-Cola Company in 1930 aan de tekenaar Haddon Sundblom vroeg om een commercial te maken met een oude man met baard in de kleuren van het bedrijf, zag de reclamespot met de Kerstman het levenslicht. De typische hohoho-lach heeft Sundblom bij zijn buurman gehaald. Dat beeld is trouwens nog steeds hét beeld dat iedereen van de Kerstman heeft. Sindsdien verspreidde de Kerstman zich, samen met Coca-Cola, over de aardbol. Kijk maar naar hun o zo bekende reclamefilmpjes. Een lange colonne rode vrachtwagens, bekleed met honderden lichtjes, rijdt door een besneeuwd landschap, laat bij zijn doortocht een spoor van licht achter waardoor kinderen verwonderd naar het raam rennen. Op de achterkant van de laatste vrachtwagen staat er een knipogende Kerstman met een flesje Cola-Cola in de hand. Als kind vroeg ik mij dan af hoe een afbeelding op een vrachtwagen plotseling tot leven kon komen en kreeg ik schrik dat elke afbeelding plots tot leven zou komen. Maar ik troostte mij met de gedachte dat die oude, lieve, grijze man misschien wel over magische krachten beschikte en mij geen pijn wilde doen, ik was tenslotte de braafheid zelve. En nu ik erover nadenk, verdenk ik J.K. Rowling ervan hier het idee gestolen te hebben voor haar Harry Potter-boeken. In die magische wereld wuiven en bewegen de personen op de foto de hele tijd.
De Kerstman is nu niet bepaald het voorbeeld van een slanke lijn, maar wat wil je als je elke dag liters cola naar binnen werkt.
Maar het was blijkbaar tijd voor verandering. Dit jaar heeft de multinational een nieuwe reclamespot uitgebracht waarbij de Kerstman een nog prominentere rol speelt. De oude man zorgt ervoor dat niemand op Kerstmis alleen is. Hij schudt aan zijn sneeuwbol totdat iedereen op de plaats terecht komt waar hij moet zijn, zoals een labyrint dat je moest bewegen om het balletje in het gaatje te krijgen. De Kerstman kan dit natuurlijk niet zonder de nodige suikers van een verfrissende cola.

In het filmpje wordt de Kerstman als een soort godheid voorgesteld, en dat idee op zich vind ik niet slecht. Het kan misschien zelfs helpen om de leegloop van de katholieke kerken tegen te gaan, want het kan er in de mis soms nogal saai aan toe gaan. Als het dus van Coca-Cola afhangt, wordt de miswijn door een sprankelende cola vervangen en toont de priester niet meer het brood, maar een enorme sneeuwbol. Vervolgens krijgt iedereen tijdens de communie een flesje Coca-Cola, Cola Zero voor de mensen die op hun lijn moeten letten. Het lied Shake up Christmas van Train is het nieuwe Sanctus en het credo wordt gemoderniseerd. Misschien iets in de aard van ‘Ik geloof in één man, de Kerstman, schepper van verfrissing en geluk, van onweerstaanbaar hemels genot. En in één drank, Coca-Cola, bedacht door Pemperton, voor alle tijden vervaardigd voor de dorstigen.

Ga heen, verkondig het woord en drink!

Eigen column

WACHTEN

Ik lig te wachten tot ik eindelijk in slaap val, om mijn dag vol wachten af te sluiten. En de volgende dag begint alles opnieuw. Wachten op de bus die weer eens vertraging blijkt te hebben. Maar oké, vandaag hebben ze een uitvlucht. Het heeft eens gesneeuwd! Daarna wachten op de trein, aangezien ik de vorige net gemist heb. Maar wat brengt dat geduldig wachten me op? Helemaal niets. “Dames en heren, even uw aandacht. De trein richting Kortrijk heeft een vermoedelijke vertraging van tien minuten.” Verdomme. Altijd hetzelfde liedje. Dan heb je al eens meer geduld dan anders, is het me nu in één ruk afgenomen.

Eens op school aangekomen, wacht ik geduldig tot de deur van het lokaal opengaat. Midden in een les naar binnen gaan, is naar verluidt niet zo beleefd. Dan sta je daar een kwartier te wachten, tot je beseft dat je helemaal niet in dit lokaal zit. Snel naar de andere kant van school lopen is de oplossing. Maar ook daar moet ik nog vijf minuten wachten. Eens we in de klas zitten is het dan weer wachten – vol ongeduld deze keer – op het signaal dat de les voorbij is.

Een hele dag geduldig wachten op lectoren, dan ongeduldig wachten tot de les voorbij is en dan is het opnieuw wachten geblazen op weg naar huis. Inderdaad, de trein heeft weer eens een vertraging van “vermoedelijk vijf minuten”. Niet zo tof, mis ik weer eens mijn bus. Dus ook in Brugge aangekomen, moet ik twintig minuten wachten tot deze komt.

Eens thuis aangekomen, is er geen tijd meer om te wachten. Snel douchen en de fiets op, naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Met dit winterweer vallen op je hand is geen bijster goed plan! De pols is een teer gewricht, zo blijkt. Ook in het ziekenhuis is het weer wachten geblazen. Een halfuur vertraging moet ik ook hier maar weer tolereren. Eindelijk word ik binnengeroepen. Ik met mijn trui uitdoen en mijn arm wordt in alle mogelijke posities gedraaid. Heb ik werkelijk moeten wachten op een man die me enkel maar pijn doet?

Een kwartier lang voel ik me alsof ik op de folterbank lig. En ja, je raadt het nooit wat ik nadien moest doen? Natuurlijk, alweer wachten. Verdomme, ik had het eigenlijk al gehad voor vandaag maar ja, weglopen zou ook geen goed plan zijn. Misschien was mijn pols wel gebroken? En ja hoor, na exact één uur en vijftien minuten wachten was het zover. Het protocol van de dokter kwam er eindelijk aan. Die tijd hadden ze blijkbaar nodig om een protocol met vijf zinnen op te stellen. Duurt dit dan werkelijk zo lang? Als ik op sterven lig, zal ik dan ook zo lang moeten wachten?

Nu, sterven zou ik niet doen. Ik had een gebroken pols. Blijkbaar was het niet zo slim om daar twee dagen mee rond te lopen alvorens naar het ziekenhuis te gaan. Ik kreeg de vraag “waarom ik niet onmiddellijk naar de dienst spoedgevallen was gegaan?” Ik moest terug naar de “de min één mevrouwtje, daar zullen ze u verder behandelen”. Ik vroeg me al af waarom ze me verder moesten behandelen. Blijkbaar was mijn pols gebroken. En je raadt het nooit. Drie uur heb ik nog zitten wachten eer ze eindelijk mijn pols kwamen ingipsen. Met mijn fiets moest ik niet meer rijden. Met één hand in dit winterweer is dat niet zo handig. Dus wat heb ik nog maar eens mogen doen om deze dag te beëindigen? Juist ja. Wachten op een taxi. Bij deze roep ik vandaag uit tot ‘wachtdag’ in plaats van ‘woensdag’!

Kerstmood

Het is koud buiten, de sneeuw vleit zich als een witte bontjas om de wereld heen. De strooidiensten werken op volle toeren, tonnen zout werden deze winter al verdeeld. Iedereen blijft het liefst zoveel mogelijk binnen, gezellig met een dekentje en een kop warme chocolademelk. Tot het moment daar is, de kerstmarkt. Hiervoor zouden de mensen al graag eens hun warme nest verlaten.

Wat zou een kerstmarkt nu zijn zonder jenever, glühwein, Irish coffee, soep en warme chocolademelk. Het is een must om die avond alles wat de mensen je aanbieden eens te proberen, inclusief de verschillende soorten jenever. Daarenboven moet iedere zichzelf respecterende kerstmarkt ook zorgen voor kilo’s braadworsten. Als je geen zin hebt in een braadworst, is er altijd nog de dronken Kerstman die snoepjes uitdeelt. Meestal ziet hij hierbij de kinderen over het hoofd en gaat hij resoluut op zijn doel af, een vrouw van middelbare leeftijd met uitstekende boezem, ook al is het buiten min tien graden. Daar is natuurlijk een oplossing voor gezocht en gevonden: de vuurtjes. Daar sta je dan met je handen bijna in het vuur, lekker de voorkant opwarmen, maar ondertussen is je achterste aan het afvriezen. De vuurtjes zijn niet alleen goed om op te warmen, maar ze zijn ook een uitstekend tijdverdrijf voor de kinderen. Ze smijten dan van alles en nog wat in het vuur om te kijken wat het geeft. Het resultaat is stinkende rook en vuurvonkjes die gretig in het rond springen. Hoe verder de avond vordert, hoe verder de drank - uiteraard - in hoeveelheid slinkt. Als de drank is in de man, is de wijsheid in de kan. Dit spreekwoord is hier uitstekend van toepassing, want hoe je het ook draait of keert aan het einde van de avond sta je zeker en vast met iemand te babbelen die je totaal niet kent. Op de koop toe draagt hij dan ook nog een kerstmuts met lichtjes. Of er dan ook iets zinnigs uit die persoon zijn mond komt? Waarschijnlijk niet.

Lang leve de kerstmarkt!
Sneeuwzwangere lucht

Heb je de laatste tijd al eens buiten gekeken? Dat landschap, die grijze lucht, die dwarrelende witte sneeuwvlokjes. Mooi toch? Wat? Verkeerschaos? Ja, inderdaad. Alle mooie dingen hebben hun zwarte tegenpool.


Luchthavens liggen lam. Vrachtwagenchauffeurs zitten vast in hun cabine, wachtend tot de grenzen weer open gaan en tot het rijverbod weer opgegeven wordt. De officiële reden die wordt opgegeven voor het rijverbod is de verkeersveiligheid garanderen. Daar zijn de cabinemannen het niet mee eens. Ik herinner me nog die man die zijn visie mooi samenvatte: “Wij moeten aan de kant staan omdat de anderen op reis zouden kunnen gaan”. Die stakkers zijn dagen en dagen van huis zonder warmte en liefde van hun gezin en dat niet gezellig voor een reisje. Ze zien met lede ogen aan hoe families op weg gaan voor ski- en andere winterpret, terwijl zij moeten blijven waar ze zijn. Het moet frustrerend zijn.

De lucht blijft hoogzwanger.
Het lijkt een meerling te zijn.
Nochtans, Wim De Vilder en zijn collega’s raden iedereen aan zo veel mogelijk thuis te blijven als je niet echt weg moet met de wagen. Waar komt die verkeerschaos dan vandaan? Zijn we dan allemaal zo’n egoïsten dat wij files willen veroorzaken? Willen wij die mannen in hun vrachtwagens laten wachten? Ik dacht van niet. Wat doet het er nu toe of er alleen gezinswagens in de file staan of er ook vrachtwagens tussen staan aan te schuiven? Laat die mannen naar huis gaan. Het zal langer duren dan ze gewoon zijn, maar ze zullen toch sneller op hun bestemming geraken dan wanneer ze op de parkings moeten blijven wachten tot de sneeuw gesmolten is.
Sneeuw die blijft vallen. De lucht blijft hoogzwanger. Het lijkt een meerling te zijn, maar hoeveel bevallingen er precies moeten komen, is niet duidelijk.

Kinderen liggen er niet wakker van. Ook mensen die niet op de klok hoeven te kijken, genieten van de sneeuw. Zij zien er het mooie van, de voordelen. Sneeuw is koud, maar zorgt voor gezonde lucht. Mensen met ademhalingsproblemen genieten van deze tijd van het jaar. Kinderen genieten van het maken van sneeuwmannen, sneeuwballengevechten, sleeën en met sneeuwzwemmen maken ze mooie engeltjes op de grond.

De zwartkijkers moeten eens naar buiten kijken. Daar zie je nergens zwart. Zelfs de lucht is dat niet. Ze kleurt niet hemelsblauw, maar heeft een heel eigen sneeuwzwangere kleur. Wit is de tijd van het jaar. Wit. Kijk wit, kijk niet zo zwart.

Vrachtwagenchauffeurs, maak van de nood een deugd. Stap uit je cabine, maak je buurman wakker en hou een sneeuwballengevecht. Daar kikker je zeker en vast van op.

A.K.

dinsdag 2 november 2010

Het meisje van de metro

In de straten van Londen ijsbeert Eurydice radeloos rond. Haar gezicht is betraand. Ze weet zich geen blijf met zichzelf sinds ze een flinke ruzie heeft gehad met haar vader. "Och! Het is ook altijd wat met die ouwe", probeert ze zichzelf moed in te spreken. Haar vader weet maar al te goed hoe belangrijk eten voor haar is. Maar dat hij over zoiets kleins een hels drama maakt, daar kan ze niet bij. "Van mama had ik toch meer steun verwacht", mompelt ze kwaad. "Ze gaf papa gewoon gelijk! Hoe kan ze?" Tranen rollen over haar wangen.



Het begon allemaal vorig jaar in september. Ze ging toen over naar het vijfde middelbaar waar ze zoveel zin in had, maar algauw werd duidelijk dat het niet meer zo simpel zou zijn op school. Vanaf nu zou ze echt moeten werken. En dan had ze nog eens zes uur gymnastiek per week. Dit zou ze nooit aankunnen! Voordat het schooljaar begon, hadden haar ouders haar al gewaarschuwd voor het feit dat het vijde zwaar zou worden en dat ze haar turntrainingen zou moeten verminderen. Geen haar op haar hoofd dat daaraan dacht. Eurydice was een geboren turntalent en dat talent mocht ze niet verloochenen. Ze zou tot het uiterste gaan om alles perfect te kunnen combineren, want ze was altijd de primus van de klas en dat moest zo blijven.

Maar alles ging van kwaad naar erger. Eurydice wilde blijven presteren op alle vlakken, maar daar slaagde ze niet in. Ze verloor de controle over haar schoolwerk. Het was een regelrechte ramp! Ze was niet meer de eerste van de klas en dat kon ze maar niet aanvaarden. Door alle stress vermagerde ze zienderogen. Toen ze dat besefte, hoorde ze een belletje rinkelen. Ze had dan wel de controle over haar schoolwerk verloren, maar controle over haar eten had ze wel. Ze veranderde in een echte 'gezondheidsfreak'. Elk grammetje vet dat ze naar binnen speelde, moest er weer af. Niet alleen haar eetgewoonten veranderden, maar ook haar gedrag thuis. Eurydices ouders zagen hun dochter elke dag een beetje meer wegkwijnen. Ze waren radeloos. Tot vandaag ...



Eurydice maakt zich klaar voor de turntraining. "Eerst nog even op de weegschaal", denkt ze.
"Nee! Nee! Nee! Zoveel?! Er is 400 gram bij", schreeuwt ze uit. "Grrr". Ze neemt een extra trui uit haar kast en trekt hem aan. "Jij moet me helpen om meer vet te verbranden", beveelt ze de trui kwaad alsof ze een klein kind de les spelt. Ze grabbelt de rest van haar spullen bijeen, propt die in haar sporttas en haast zich naar beneden.


"Mama! Schiet op! Ik zal te laat zijn", roept ze geërgerd.
"Eurydice. Kom eerst eens hier", zegt haar moeder zorgwekkend kalm. Ze haast zich naar de keuken en ziet dat haar moeder en haar vader samen aan de keukentafel zitten met dé gevreesde blik op hun gelaat. Er zwaait wat. Dat weet ze nu al.
"Goh! Kan dit echt niet wachten?", zucht ze. "Ik ben nu al te laat en volgende week is er wedstrijd. Jullie weten wat het voor me betekent als ik niet op tijd kom op de training. Ik wil deze keer echt meedoen", zegt ze gehaast terwijl ze snel haar schoenveters knoopt.
"Nee!", zegt haar vader streng. "Je moeder en ik hebben zonet een ernstig gesprek gehad en we hebben een beslissing genomen."
Eurydice kijkt haar ouders bang aan. "Gesprek? Beslissing? Wat ... Hoe ... Wat heb ik verkeerd gedaan?", stamelt ze.
"Je hebt niets mispeuterd, mijn kind", stelt haar moeder haar gerust. "Luister Eurydice, je bent de laatste tijd erg veranderd. We herkennen je bijna niet meer. Wat is er toch met jou aan de hand?"
"Er is niets", zegt ze koeltjes. Ze bestudeert haar vingernagels.
"Niets? Je bent minstens tien kilogram vermagerd en er is niets?", reageert haar vader luider dan verwacht.
"Misschien heb ik gewoon stress. Door al mijn schoolwerk. De leerkrachten doen gewoon niet meer normaal, papa!" Ze rept geen woord over haar dieet. Niemand mag weten dat ze haar eigen digitale weegschaal heeft.
"Volgens ons is dit geen stress, liefje", sust haar moeder.
"Je eet niet meer zoals het hoort. Dit kan geen stress zijn!", Haar vader wil absoluut zijn zin doordrijven.
Eurydice begint te huilen. "Alsjeblieft, mama! Breng me naar de training", snikt ze.
"Mama brengt je niet. We hebben beslist dat je niet meer naar de turntrainingen gaat", zegt haar vader diplomatisch.
"Wat hebben jullie?", huilt ze kwaad.
"Zolang je niet eet zoals het hoort, ga je niet naar de training. Punt."
"Mama?" Ze kijkt haar moeder smekend aan.
"Sorry meisje, maar we hebben geen andere keuze."
Het dringt bijna niet tot haar door, maar dan ...
"Ik ... ik ... IK HAAT JULLIE!", brult ze. Ze neemt haar sporttas en loopt de deur uit die ze met een luide klap dichtgooit.
"Eurydice!" Haar vader wil opstaan, maar haar moeder legt haar hand op de zijne.
"Laat haar nu maar even. Ze komt wel terug."

vrijdag 8 oktober 2010

De kinderen van Zeus

Er was eens een vader, Zeus, die eens met zijn vrouw Hera wou praten. ‘Vrouw’, zei hij. ‘Waarom krijg je de kinderen niet onder controle?’ ‘Ze eten zoveel, ze drinken zoveel en ze kosten zoveel geld’. Hera antwoordde bits: ‘het heeft misschien iets te maken met het feit dat je zoveel alimentatie moet betalen voor je kinderen bij je andere vrouwen.’ Hij keek naar zijn kinderen: Ares, Aphrodite en Hephaistos had hij samen met zijn vrouw Hera gemaakt. Bij Leto kreeg hij Apollo en Artemis. Heracles, Pallas Athene en Dionysos had hij gevonden aan zijn deur, een vrouw die hij zich niet herinnerde kreeg ook deze kinderen van hem. Bij Leda verwekte hij Castor, Pollux en hun zusje Helena.

Nu hij erover nadacht, hij had wel wat uitgestoken de voorbije jaren. Elf kinderen waren verwekt door hem, en nu zit hij vast met die elf kinderen. Was er maar een manier om van ze af te komen. Hera zou hier veel moeite mee hebben, maar het was nodig omdat ze geld nodig hadden om te overleven. Zeus ging eens bij zijn vrouw polsen hoe zij de situatie vond. Hera keek triestig naar de grond en zei dat ze ook geen oplossing wist voor het probleem. Zeus kreeg plots een idee. ‘En beste vrouw, als we ze eens naar het speelplein brengen, hier ver vandaan, aan de andere kant van de stad en ze daar achterlaten?’ Hier begon Hera onmiddellijk bij te huilen, ‘dit is zo wreed, hoe kan je dat zelfs denken?’ Maar Zeus bleef bij zijn idee, ‘die kinderen moesten weg.’ Dus brachten ze ’s anderdaags de kinderen naar het speelplein en lieten ze daar spelen. Stilletjes slopen Hera en Zeus weg van het domein en sprongen in hun busje en reden weg naar huis.

Pas na lange tijd hadden de kinderen door dat er iets scheelde. Aphrodite begon te huilen, ze vond haar papa en mama niet meer. Ares antwoordde stoer dat hij, als krachtige man hun wel ging thuiskrijgen. Na lang zoeken wist Ares het ook niet meer, hij wist niet waar ze waren, en waar hun ouders waren. ‘Hebben ze ons achtergelaten, of zijn ze gewoon eventjes weg?’ Opeens kreeg Apollo een idee. Hij zag een agent lopen en ging ernaar toe. ‘Dag meneer de agent, ik ben Apollo en ben hier met mijn 10 broertjes en zusjes. We vinden ons huisje niet meer terug, we wonen aan de onderkant van de berg Olympos.’ ‘Aaaah’ zegt de agent, ‘ik weet dat zijn, ik kom uit die regio. Willen jullie een lift naar daar?’ ‘Jaaaaaaaaa’ riepen de kinderen. En zo gingen ze richting hun huis. Toen ze aankwamen zagen ze hun moeder Hera en hun vader Zeus. Hera huilde van geluk bij het zien van de kinderen. De agent vroeg aan Zeus wat de kinderen zo ver van huis deden. ‘Oooh’ zei Zeus, ‘we gingen naar het speelplein en opeens waren ze weg, we dachten dat ze waren weggelopen. Dus kwamen we maar naar huis om te hopen dat ze terugkwamen.’ Deze leugen had de agent niet door, en ging terug naar de andere kant van de stad. ‘Oké’, zei Zeus. ‘Wat dachten jullie nu om eens de berg Olympos te beklimmen?’ De kinderen waren heel blij met dit voorstel en maakten zich klaar om te vertrekken.

Apollo en Ares hadden door dat er iets niet klopte. Hun vader was hun niet verloren, hij had ze achtergelaten. Dus namen ze broodkruimels mee om hun weg terug te vinden indien ze opnieuw ‘verloren’ gingen lopen. Dit had Ares vroeger eens gelezen in een boekje. Dus ging de familie op stap. Ze beklommen de berg Olympos en na lang zwoegen en zweten kwamen ze uit op een beekje. ‘Jullie mogen hier eventjes zwemmen’, zei Zeus. Alle kinderen deden hun kleren uit en sprongen in het water. Na lang zwemmen hadden de kinderen opeens door dat mama en papa alweer waren verdwenen. ‘Wat nu’, riepen de kinderen. Ze begonnen allemaal te wenen en werden heel verdrietig.

Maar Apollo en Ares bleven er kalm onder. Ze begonnen te vertellen aan hun broertjes en zusjes dat ze zoiets hadden verwacht. Dus hadden ze broodkruimels lang de weg gestrooid. ‘Kom’, riep Apollo, we moeten ze gewoon weer naar huis volgen. Ares en Apollo zochten de broodkruimels, ze zochten en zochten, maar vonden niets. ‘Hoe kan dat nu’, vroegen ze zich af. Opeens zagen ze allerlei vogels die de broodkruimels aan het opeten waren. ‘Oh neeeeeeee, dit mag niet’, riepen ze. En nu werd iedereen stil en verdrietig. Ze konden de angstaanjagende geluiden van de berg niet uitsluiten en kropen bang bijeen. Wat zal er nu gebeuren?...

dinsdag 5 oktober 2010

Aphrodite

3,2,1…
Ok, het bericht was verzonden.
Aphrodite was er, na veel twijfels, eindelijk in geslaagd om op die verdomde verzendknop van haar gsm te drukken. Vanaf nu was het wachten op een antwoord van haar geliefde. Was het verzenden nu  het ergste geweest of was het dat wachten? Bij deze gedachte glimlachte ze, maar een aandachtig mens zou de nervositeit meteen hebben opgemerkt.

Al maandenlang had ze meer dan een gewone vriendschappelijke interesse voor Hades. Hoewel ze niet echt samen optrokken, had ze in zijn donkere ogen een doordringende blik willen opmerken waarvan ze kon afleiden dat er bij hem misschien ook meer gaande was. De ouders van Aphrodite hadden het niet voor Hades’ zwarte humor. Aphrodite had niets te verliezen en in het slechtste geval zou ze hem niet meer zien. Ze had haar stoutste schoenen aangetrokken en met het idee ‘live your life’ een berichtje gestuurd om een afspraakje te regelen. En nu… was het wachten geblazen.
Vanavond moest een van de zwoelste avonden van de zomer worden. Een zwaan rustte zichtbaar uitgeput van de hitte op de donkergroene waterplas in het park en de blaadjes van de rozen stonden volop in bloei. Dagen en weken gingen voorbij zonder enig antwoord van Hades. Tot op een donkere winteravond. Het regende oude wijven en de wolken weerspiegelden voor Aphrodite het karakter van Hades.De lucht kleurde zwart en mysterieus... vol spanning, precies of het zou gaan onweren. De mist baande zich een weg tussen de weerloze kale takken van de woelige bomen. Bij deze herinnering sloot ze haar ogen en liet ze zich wat onderuit zakken in de stoel. Ze kon de geuren opnemen die haar duidelijk maakten wat haar buren als avondmaal zouden eten. Dit was echt genieten.
Aphrodite werd uit haar gedachten gewekt door het gepiep van een binnenkomend berichtje. Alsof het iets ging uitmaken, klikte ze het met ingehouden adem open.

Hades was geschrokken van haar bericht, vond het wat raar. Maar dat maakte toch niets uit, want hij ging voor lange tijd op reis naar de andere kant van de aardbol. Had ze toen niet neergezeten, dan had ze zeker snel een stoel onder zich moeten trekken. Zo geschrokken was ze van zijn antwoord. Even zat ze met haar mond vol tanden. De mensen die haar kenden, wisten met absolute zekerheid dat dit nog uitzonderlijker was dan dat Kerstmis en Pasen op dezelfde dag zouden vallen.
Aphrodite zat een tijdje wezenloos voor zich uit te staren, niet goed wetende wat ze moest denken. Haar lippen wreven constant heen en weer zodat haar rode lippenstift snel was verdwenen.
Hoewel, ze moest eigenlijk niet verbaasd zijn. Het was zoals in die film, die je voor de 11e keer bekijkt en toch nog hoopt dat de held niet sterft maar gered wordt, terwijl je best weet hoe het afloopt. Wel, zo voelde ze zich ook. Lange tijd om hierbij stil te  staan had ze niet. Ze hoorde haar mama roepen. Het was etenstijd. Ze slenterde haar romantisch ingerichte kamer langzaam naar buiten.

Enkele dagen later besloot Aphrodite om op vakantie te vertrekken.
Ze koos haar geliefkoosde, warme plekje. De Atlantische oceaan had na tientallen bezoeken geen geheimen meer voor haar.

Huil maar niet

Vanochtend werd ik wakker in het bed waar ik iedere ochtend wakker werd. Ik keek onderzoekend rond, keek of alles nog op dezelfde plaats stond als gisteren. Alles was nog hetzelfde maar toch had ik het gevoel dat er iets veranderd was. Dat was ook zo, ik had het toen nog niet door. Ik herinnerde me plots waarom ik zo vroeg wakker was geworden. Ik had gedroomd. Het had een onbekende angst bij me opgewekt. Een pijn die ik nog nooit eerder had gevoeld. Ik kon me niet meer herinneren wat ik precies had gedroomd. Ik nestelde me nog wat dieper onder de lakens. Ik lag te woelen en het zweet brak me uit.

Na exact 33 minuten was ik het beu. Ik besloot om op te staan. Ik deed mijn pantoffels aan en opende het gordijn in mijn kamer. Vandaag was het een grijze mistachtige dag. Zo'n dag waar niemand vrolijk van wordt. Ik keek even uit mijn raam en zag dat de auto's van oma en opa, tante Gillie en oom Jan bij onze inrit stonden geparkeerd. Dat was raar. Het was pas 7:23. Waarom hoorde ik geen stemmen beneden? Ik besloot om vlug even te gaan kijken. Ik stormde de trap af maar halverwege bleef ik even staan. Ik probeerde aandachtig te luisteren, hoewel dat voor mij zeer moeilijk was 's morgens. Ik hoorde iets wat me helemaal niet beviel. Voorzichtig daalde ik verder de trap af tot ik in de woonkamer terecht kwam.

Daar stond ik dan. De rolluiken waren nog steeds naar beneden waardoor er een donkere kille sfeer in huis hing. Iedereen zat ergens anders in de woonkamer voor zich uit te staren. Mama was de enige die geluid maakte. En dat geluid was angstaanjagend. Niemand had me horen binnenkomen. Niemand merkte me op toen ik voorzichtig naar mama toe liep. Ik stond recht voor haar wanneer ik plots achteruitdeinsde van schrik. Ze tierde mijn naam en huilde hysterisch verder. Hoewel nog steeds niemand me aankeek voelde ik dat ik in het middelpunt stond. Ik voelde me ongemakkelijk. In een fractie van een seconde herinnerde ik me zeer levendig mijn droom. Inderdaad niets was nog hetzelfde. Vanaf die ene seconde stond alles voor mij op een andere plaats hoewel niemand anders dat kon zien.

Het was drie uur...

Het was drie uur ‘s nachts en eindelijk was het stil in huis. Ik trok met de grootste voorzichtigheid en stilte mijn kleren, sloop de trappen af en glipte naar buiten. Het was stil in de straten. De stad sliep. Wat ik zou doen of waar ik naartoe zou gaan, wist ik nog niet precies. Maar ik moest iets doen. Het was genoeg geweest. Deimos had jaren terreur gezaaid in huis.

Ik doolde rond in de straten. Helemaal alleen, er was geen kat te bespeuren. Tot ik op een gegeven moment een schim zag. Mijn hart begon te bonzen in mijn keel, maar ik stapte verder. “Ik mag geen angst tonen! Gewoon doorlopen.” dacht ik bij mezelf. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een jongeman was. Een jaar of 24, schatte ik. Hij liep met zijn hoofd gebogen, alsof hij iets aan het zoeken was op straat. Toen kreeg hij me in de gaten.

Hij keek me aan. Donkere ogen, donker haar, strenge blik. “Geen angst tonen, doorlopen!” beval ik mezelf. Maar dat was buiten de jongeman gerekend. “Goedenavond, wat doe jij nog zo laat en zo alleen op straat?” Zou ik antwoorden? Of zou ik doen wat dat stemmetje in mijn hoofd maar blijft roepen? Maar wat als hij goede bedoelingen heeft? Zijn warme, diepe stem klonk veilig. Kan een stem eigenlijk wel veilig klinken?

Stamelend zei ik goedenavond terug. Hij bedankte me met een brede glimlach en keek me tegelijkertijd vragend aan. “Wat doe jij zo laat op straat?” vroeg hij nogmaals. Ik verzon dat ik niet kon slapen en dat ik had besloten een wandeling te maken. Hij geloofde me niet. “Geen enkel meisje loopt op dit uur alleen in deze buurt, gewoon omdat ze niet kan slapen. Het is hier veel te gevaarlijk. Er loopt hier vreemd volk rond!” Ik vroeg me af of hij zichzelf bedoelde met dat ‘vreemde volk’. En alsof hij mijn gedachten kon lezen zei hij er snel bij dat ik niet ongerust moest zijn, dat hij daar alvast niet bij hoorde.

Er kwam een glimlach op mijn gezicht. Ik voelde mezelf rood worden. Om dit te proberen te verbergen, vroeg ik hem wat hij hier dan deed. Waarom zou het hier voor een jongen veiliger zijn dan voor een meisje? Als het een onveilige buurt was, deed het er toch niet toe of ik hier nu alleen liep, of hij? “Ik kon niet slapen” lachte hij.

Nam hij me nu in de maling? “Ik ben Alexander. En voor je het vraagt, ik ben niet aan het lachen. Slapen is mijn ding niet. Soms lig ik urenlang in mijn bed te draaien, probeer ik de slaap te vatten maar het lukt me maar zelden. Ik denk teveel. Of ja, dat denk ik toch…” Hij trok zijn gezicht in een vreemde, vragende blik waarop ik begon te lachen. “Blijven we staan of gaan we daar even zitten?” vroeg hij me met een warme glimlach op zijn lippen. “Laten we gaan zitten”, zei ik. “Ik ben Phoebe, trouwens. En wat ik hier doe, helemaal alleen en op dit late uur, is een lang verhaal.”

Vragend keek hij me aan…

Muziek in de oren

‘HEEEEELP! Auw, hou op! Je doet me pijn!’
‘Ah, hou toch je mond snotneus! Niemand zal je toch komen helpen hoor!’
Ik haat het als hij gelijk heeft. Niemand ziet me staan dus zullen ze me zeker niet komen helpen.
‘Wat zit jij toch te mijmeren! Geef me je lunchgeld nu!’
‘NEE!’
‘Wat zei je daar?! Daar zul je voor boeten kerel!’
Oh nee, hier gaan we weer..
Stompen, schoppen, roepen … lachen.

‘Héé, jij daar pestkop!’
Net voor hij wil weglopen, grijpt iemand hem bij zijn kraag.
‘Het is nog maar de eerste schooldag en jij bent al iemand aan het pesten, Tasos! Onmiddellijk naar de directeur!’
Ze draaide zich om naar mij. Wat was ze mooi!
Ze was als een engel door God gestuurd om mij te redden.
‘Gaat het kereltje?’ vroeg ze met haar engelenstem.
‘Euh…ja. Dank u.’ stotterde ik.
‘Als dit nog eens gebeurt, moet je onmiddellijk naar mij komen, oké?’
Dit geloofde ik niet. Zij die mij hulp aanbiedt?!
‘Waarom?’ vroeg ik.
‘Omdat ik je wil helpen natuurlijk!’
Dat klonk als muziek in mijn oren…

Waarom ik?

“Opstaan, het is tijd om je klaar te maken.”
Blauwe plekken… Een bloedneus… Een kapotgescheurd T-shirt… Tranen…
Dit zijn de eerste woorden waar Abdias aan denkt wanneer zijn moeder hem wakker maakt om naar school te gaan.
Vandaag ben ik ziek. Nee, kan niet, dat was ik vorige week al. Komaan, denk Abdias, denk!
“Abdias,” weerklinkt het onderaan de trap, “het is nu echt tijd om op te staan, of je komt te laat op school!”

Voor Abdias het beseft zit hij al op de bus naar school. Hij voelt zich als een varken. Een varken dat zijn laatste reis richting slachtbank aflegt. Dat is ook wat ze altijd met hem doen, ze maken hem af! “Kon de bus nu maar een ongeval krijgen”, dacht Abdias bij zichzelf.
Maar het was zijn geluksdag niet. Hij kwam zonder kleerscheuren aan op school. Maar dit zou niet lang meer duren.

De bel was ondertussen al gegaan. Abdias was helemaal alleen in de gang. Dit was hij wel gewoon: alleen op de wereld zijn. Hij had geen vrienden.
“Ik kan nog altijd terugkeren, de vernedering vermijden”, dacht Abdias. Hij had het gevoel dat de muren op hem afkwamen.
Ondertussen stond hij voor de klas, te wachten. Wachten op wat? De redding?
“Niemand zal mij komen redden, niemand!”
Abdias vermande zich en stapte de klas binnen.

“Ah, onze zieke is terug, zie ik.”
Abdias hoeft zich zelfs niet om te draaien om te weten wie het is. Die krakende stem, die stinkende walm, die lompe uitspraak. Dat kon alleen maar Ares zijn.
Abdias reageerde niet, hij was zich al mentaal aan het voorbereiden op wat komen zou.
Schop… Stamp… Duw… Beet… Tranen…

Standbeelden zijn tijdloos

Nieuwsgierig tuurde hij in de spiegel.
Zijn tanden waren nog steeds even geel als sinds hun laatste poetsbeurt en een reusachtige grijze baard wees erop dat hij niet meer van de jongste was.
Enkele maden toonden aan dat die baard intussen zelfs een soort van biotoop was geworden voor allerlei beestjes die het fijn vonden om restjes appelmoes te eten.
Chronos keek geamuseerd toe hoe een kakkerlak zich wanhopig een weg naar buiten probeerde te banen doorheen het warrige baardhaar.

"Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb
Dan begin ik er beslist eens aan
Aan ik weet niet wat, maar je zult zien dat
Iedereen er zal verstomd van staan

Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb
Morgen of een andere dag misschien
Dan doe ik eens echt..."
(bron: Wat 'n Leven - Louis Neefs)

BANG KLING KRAK

'Verdomme!'
Woedend gooide Chronos de radio op de grond.
'Ik word hier nu eens zo moe van hé. Zeurkousen dat het zijn! Geen tijd, geen tijd... Ik heb wel zeeën tijd en ik doe er niets mee!'

Verontschuldigend keek hij zijn radio aan.
'Misschien is het niet jouw schuld, liefste radio... Misschien... Misschien moet ik maar eens een hobbie zoeken. Iets creatiefs en liefst ook cool! En tijdloos. Ja tijdloos, want daar ben ik dol op!'
Speurend keek Chronos in zijn boekenkasten en tot zijn grote verbazing stootte hij op
'Extreem Coole Hobbies voor Dummies'
'Cool, dat rijmt!' Nieuwsgierig doorbladerde Chronos het boek.
"Aardappels schillen, ankers schilderen, ballenbadduiken, pixels tellen, potloden slijpen..."
Chronos dacht dat hij nooit wat zou vinden dat hem lag, tot hij in grote letters zag staan:
"Beeldhouwen als een professional.
Altijd al een van die tijdloze sexy standbeelden in je tuin gewild? Dan is dit je kans!
Aarzel niet en bel 05622658988 voor een eerste gratis sessie beeldhouwen met Medusa!"

'Tijdloos? Sexy? Wow, dat is écht iets voor mij!' Riep Chronos vol vreugde. In een vlucht naar de telefoon, struikelde hij over de radio die hij eerder op de grond gegooid had en brak zijn been.
'Niets kan mij tegenhouden!' Riep Chronos, opnieuw vol vreugde.
Met behulp van zijn wandelstok, sleepte hij de telefoon tot binnen handbereik en tikte het telefoonnummer in.

'Wie heb ik aan de lijn?'
'Hallo.'
'Hallo.'
'Wie heb ik aan de lijn?'
'O, excuseert u mij, u spreekt met Chronos, beeldhouwmeester in wording.'
'Dag Chronos de beeldhouwmeester.'
'In wording!'
'Ha, OK, u belt waarschijnlijk in verband met de gratis sessie op zondag?'
'Uiteraard! Waar? Wanneer? Benodigdheden?'
'Eum, komt u morgenmiddag maar gewoon naar de Steenslangstraat 4.'
'Komt voor de bakker! Heb ik iets nodig?'
'Momenteel nog niet, zorgt u er gewoon voor dat u er goed uitziet.'
'Ik zie er altijd goed uit.'
'Sssssss... Interessant... Wel, tot morgen dan, beeldhouwmeester in wording!'
'Tot morgen! Bedankt voor de fijne babbel.'
'Daaaag.'

Pas na het telefoongesprek besefte Chronos hoeveel pijn hij had in zijn been. Gelukkig was hij vroeger nog bij de padvinders geweest en wist hij precies wat hem te doen stond.
Hij ging naar de dokter. Die deed gips rond Chronos' been en beval hem om de eerste weken op krukken te lopen. Chronos echter, was een zeer stoere bink en had met zijn wandelstok meer dan voldoende ondersteuning.
Hij negeerde de pijn en verlangend naar zijn eerste - gratis - beeldhouwles ging hij naar bed.

Beats of love

De klokken van de Big Ben luiden genadeloos, terwijl een grijze wolkensluier over de daken van Londen zweeft en de stad in een te vroege nacht brengt. Orpheus vertraagt zijn wandeltempo en staart naar de donkere hemel. Hij sluit zijn ogen en de eerst vallende regendruppels geven hem een rustgevend en verkoelend gevoel. Het zweet van zijn klamme handen wordt door de regen langzaam weggespoeld. Orpheus besluit om niet langer te treuzelen en baant vlug zijn weg verder richting Picadilly circus. Het plein wordt overweldigd door lichtreclames en uit de fontein torent een reusachtig beeld dat sterk op de liefdesgod Cupido lijkt. Maar het oog bedriegt ook dikwijls en bij nader inzien, merkt hij op dat het om de God van de wederliefde gaat. De Griekse mythe zegt dat ''Anteros de machtige'' mensen straft wanneer ze geen gehoor geven aan de liefde. "Tsss, mythes. Alleen maar gezever", mompelt Orpheus in zichzelf.

Tot nu toe heeft hij nog nooit de ware liefde ontmoet, maar op dit moment heeft Orpheus belangrijkere zaken aan zijn hoofd. Vanavond moet hij met zijn muziek het publiek meevoeren naar hogere sferen. Bij deze gedachte begint zijn hart opnieuw razendsnel te kloppen. Automatisch grijpt Orpheus naar zijn i-pod.

"After silence that which comes nearest to expressing the inexpressible is music."

Het citaat van Aldous Huxley op het scherm van de i-pod kalmeert hem opnieuw. Orpheus ademt rustig in en zet de volumeknop luider:

"Yeah, it's been a ride. I guess I had to go to that place to get to this one.
Now some of you might still be in that place. If you're trying to get out, just follow me.
I'll get you there."

Uit Eminem zijn songteksten put Orpheus altijd zijn krachten. Hij heeft net zoals de rapper een moeilijke jeugd achter de rug.

Via de trappen bereikt Orpheus het ondergrondse metrostation. Er is weinig volk op de been en naast wat gepraat van enkele toeristen speelt er na iedere tijdspanne een digitale recorder af met het verzoek: "Mind the gap. Mind the gap, please." De herhalende vrouwenstem begint Orpheus te irriteren en hij is opgelucht wanneer de tube in volle vaart de halte binnenrijdt. Haastig stapt hij in de metro en kijkt op zijn horloge. Nog een halfuur en de jaarlijkse wedstrijd "Battle Scars London Rap Battle" gaat van start. Hij besluit om te gaan zitten, want het duurt nog even vooraleer de metro de halte Camden Town bereikt. Verdiept in zijn gedachten schrikt Orpheus op wanneer een jonge vrouw voor hem komt zitten. Ze kijkt hem onderzoekend aan en knikt vriendelijk. "Gaat alles goed met u?", vraagt ze voorzichtig. "Ja...", zegt Orpheus met twijfel in zijn stem. "U lijkt nochtans zenuwachtig. Heeft u misschien belangrijke plannen vanavond?" "Ja, dat kun je wel zeggen, ja." Dan valt er een onaangename stilte. Orpheus haalt zijn songteksten uit de rugzak en begint verder te schrijven om de tijd te verdrijven. Vanuit zijn ooghoeken bespiedt hij de vrouw. Lang bruin haar, slank dat wat neigt naar de magere kant, een uitgesproken kaaklijn en grote doordringende blauwe ogen. Plotseling weerklinkt de digitale vrouwenstem opnieuw in de tube: "Next stop, Camden Town." Orpheus staat op en zegt gedag tegen haar. "Misschien tot onze volgende ontmoeting en veel succes deze avond", zegt ze vriendelijk terug.

Met het mysterieuze meisje nog vers in zijn geheugen loopt Orpheus door de straten waar junkies, rock and roll, tattooshops en eetkramen van allerlei culturen de stad overheersen. Eindelijk vindt hij het gebouw waar de batlle, zijn lot en zijn passie voor muziek zal plaatsvinden. De bar "Dingwalls" schittert in paarse led-lampen aan de gevel van het gebouw. "Dit is mijn moment. Nu moet ik me bewijzen", zegt Orpheus om zichzelf moed in te spreken. Hij haalt diep adem en stapt de bar binnen.

De spiegel

Freya slenterde wat door het bos... Ze verveelde zich steendood. Wat had haar ouders in godsnaam bezield om twintig jaar geleden een schattig huisje te kopen in the middle of nowhere. Midden in het bos nog wel. Al haar vrienden woonden in de stad want daar ging ze ook naar school. Iedere dag drie rotkwartier fietsen naar school. Ze liep driftig verder en ging op een boomstronk gaan zitten om wat af te koelen. Opeens viel haar blik op een vreemd glinsterend voorwerp. Ze bukte zich en raapte het vreemde voorwerp op. Het zag eruit als een soort futuristische spiegel. Het ding was de omlijsting van een spiegel maar de spiegel zelf ontbrak. Op die omlijsting stond heel klein iets geschreven. Freya kneep haar ogen tot spleetjes en probeerde de tekst te lezen. Er stond: hoe zou het zijn, hoe zou het je vergaan als je nooit had bestaan… Vreemde tekst dacht Freya. Maar dit was niet het enige vreemde aan de spiegel, in het gat waar normaal de spiegel was zat er een soort vlies, alsof je de omlijsting van de spiegel in zeepsop zou hebben gestopt. Freya streek enkele seconden met haar vingers over het vlies. De spiegel maakte een vreemd zoemend geluid. Freya schrok en liet de spiegel vallen. De spiegel raakte de grond en begon groter en groter te worden. Het vlies lichtte op en begon te flikkeren. Freya deinsde achteruit. Dit was echt niet normaal, zoiets had ze nog nooit gezien. Enerzijds was ze een beetje bang maar aan de andere kant was ze ook wel wat nieuwsgierig… Schoorvoetend kwam ze weer wat dichterbij de spiegel. Ze bukte zich voorzichtig en voelde aan het vlies. Het voelde heel dun aan. Freya duwde wat harder op het vlies en haar vinger verdween gewoon door het vlies. Abrupt trok ze haar hand terug. Dat was onmogelijk, Freya dacht dat ze hallucineerde. Ze raakte het vlies nogmaals aan en weer verdween haar vinger door het vlies. Ze vroeg zich af wat er achter het vlies zat. Ze dacht niet na over de eventuele gevaren, nam een aanloop en sprong door het vlies.

Ze landde niet onzacht op de grond. Ze keek om zich heen en zag dat ze op exact dezelfde plaats was geland als de plek in het bos waar ze door de spiegel was gesprongen. Alleen lag de spiegel er niet. Vreemd, zeer vremd dacht Freya bij zichzelf. Ze besloot om wat rond te wandelen in het bos. Ze slenterde wat rond en opeens zag ze een jongen. Ze stapte op hem af. “Hé, jij daar”, riep ze, “Wacht eventjes”. De jongen keek verbaasd op en bleef stilstaan. “Ja, wat wil je?”, vroeg de jongen. “Welke dag zijn we vandaag?”, vroeg Freya. “De vijfde oktober”, zei de jongen. “Welk jaar?”, vroeg Freya ongeduldig. “2010 tiens, ziet het eruit alsof we hier in de middeleeuwen zijn misschien”, sneerde de jongen. “Oké, mijn excuses, arrogante zak”, zei Freya furieus. En ze draaide zich om en beende de andere kant uit. “Hoooooo, wacht eventjes, sorry, zo bedoelde ik het niet”, zei de jongeman verontschuldigend. Freya draaide zich om en toverde en stralende glimlach op haar gezicht. “Oké, excuses aanvaard, ik reageer soms wat hevig”, zei Freya op een verontschuldigende toon. “Een echte roodharige furie dus”, lachte de jongen. “Ja, zo kun je het wel stellen”, glimlachte Freya. “Oh, en by the way, mijn naam is Hermes”, zei de jongen vriendelijk. “Ik ben Freya”, zei ze. Opeens klonk er gepiep. Hermes tastte in z’n zakken en haalde er een ultramoderne gsm uit. “Het is mijn moeder, ze vraagt of ik kom eten”, “Geen zin om vanavond bij ons thuis te eten?”, “Mijn ouders vinden dat toch niet erg”, zei Hermes. “Oké, deal!”, riep Freya spontaan.

Ze wandelden samen een beetje verder tot ze een groene, blinkende Vespa zagen staan. “Is die van jou?”, vroeg Freya. “Ja, gekregen van mijn ouders voor mijn zestiende verjaardag”, zei Hermes luchtig, “Zit maar achterop”. Freya nam plaats op de Vespa en samen reden ze een eindje door het bos. Ze vertraagden wat toen er een immense villa voor hen opdoemde. Ze stopten voor één van de vele garagepoorten van de villa. Ze stapten van de Vespa en Hermes haalde een bakje uit zijn zakken en drukte op een knopje. De garagepoort opende vanzelf. Toen die helemaal open was reed Hermes zijn Vespa naar binnen en zette de scooter naast een reeks andere scooters. Hermes ging opnieuw naar buiten en sloot de garagepoort door opnieuw op het knopje te drukken. “Volg mij maar”, zei Hermes. Freya volgde Hermes tot bij een enorme voordeur met ingelegd bladgoud. Hij openende de deur en liet Freya eerst naar binnen gaan. Freya begon Hermes best wel leuk te vinden, een beetje heel leuk zelfs…

Ze stonden in een enorme inkomhal waar er een grote luchter hing en verschillende wandtapijten hingen. Hermes opende nog een deur en Freya ging de kamer binnen. De kamer was ouderwets ingericht, volgens de barok als ze zich niet vergiste. Een lange tafel stond middenin de kamer. De tafel was volledig gedekt en er stond een feestmaal op. Er was wat gestommel en Freya keek op, ze kreeg bijna een hartinfarct. Voor haar stonden haar ouders. “Dit is Freya”, zei Hermes. “Mooie naam, als ik een dochter had gehad had ik haar ook Freya genoemd”, zei de vrouw. Dit was vreemd, enorm vreemd. Haar ouders stonden voor haar, herkenden haar niet, woonden in een kast van een huis en hadden dan nog eens een zoon… Freya voelde het tollen in haar hoofd, het werd zwart voor haar ogen…

Penelope

Penelope

Penelope en haar man hadden samen een fantastisch leven. Ze hadden elkaar leren kennen tijdens een conferentie over eerstelijnsgezondheidszorg.
Penelope was daar als verpleegster, haar man David als arts.
Na enkele jaren besloten ze te trouwen en samen een huis te kopen.

Maar het geluk bleef niet aan hun kant, David werd ernstig ziek en na enkele maanden overleed hij aan zijn ziekte. Penelope was kapot van verdriet en een zware depressie zat eraan te komen.
Er was nog zoveel dat ze samen met David had willen meemaken. Verre reizen maken en kinderen krijgen waren maar twee van de dingen die ze nog zo graag gewild had.

De weken gingen voorbij en Penelope besefte dat ze haar leven weer in handen moest zien te krijgen. Ze besluit om terug buiten te komen, terug aan sport te doen, terug haar werk op te nemen en terug te daten.

Al snel gaat alles terug zijn oude gangetje, behalve dan het daten. Penelope gaat van bed tot bed bij de mannen langs. Het maakte haar niet eens uit hoe de man eruit zag. Haar vriendinnen begrepen er niets meer van. Dit was niet de Penelope die zij kenden. Had dit te maken met het verlies die ze geleden had? Of was er meer aan de hand?