Het was drie uur ‘s nachts en eindelijk was het stil in huis. Ik trok met de grootste voorzichtigheid en stilte mijn kleren, sloop de trappen af en glipte naar buiten. Het was stil in de straten. De stad sliep. Wat ik zou doen of waar ik naartoe zou gaan, wist ik nog niet precies. Maar ik moest iets doen. Het was genoeg geweest. Deimos had jaren terreur gezaaid in huis.
Ik doolde rond in de straten. Helemaal alleen, er was geen kat te bespeuren. Tot ik op een gegeven moment een schim zag. Mijn hart begon te bonzen in mijn keel, maar ik stapte verder. “Ik mag geen angst tonen! Gewoon doorlopen.” dacht ik bij mezelf. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een jongeman was. Een jaar of 24, schatte ik. Hij liep met zijn hoofd gebogen, alsof hij iets aan het zoeken was op straat. Toen kreeg hij me in de gaten.
Hij keek me aan. Donkere ogen, donker haar, strenge blik. “Geen angst tonen, doorlopen!” beval ik mezelf. Maar dat was buiten de jongeman gerekend. “Goedenavond, wat doe jij nog zo laat en zo alleen op straat?” Zou ik antwoorden? Of zou ik doen wat dat stemmetje in mijn hoofd maar blijft roepen? Maar wat als hij goede bedoelingen heeft? Zijn warme, diepe stem klonk veilig. Kan een stem eigenlijk wel veilig klinken?
Stamelend zei ik goedenavond terug. Hij bedankte me met een brede glimlach en keek me tegelijkertijd vragend aan. “Wat doe jij zo laat op straat?” vroeg hij nogmaals. Ik verzon dat ik niet kon slapen en dat ik had besloten een wandeling te maken. Hij geloofde me niet. “Geen enkel meisje loopt op dit uur alleen in deze buurt, gewoon omdat ze niet kan slapen. Het is hier veel te gevaarlijk. Er loopt hier vreemd volk rond!” Ik vroeg me af of hij zichzelf bedoelde met dat ‘vreemde volk’. En alsof hij mijn gedachten kon lezen zei hij er snel bij dat ik niet ongerust moest zijn, dat hij daar alvast niet bij hoorde.
Er kwam een glimlach op mijn gezicht. Ik voelde mezelf rood worden. Om dit te proberen te verbergen, vroeg ik hem wat hij hier dan deed. Waarom zou het hier voor een jongen veiliger zijn dan voor een meisje? Als het een onveilige buurt was, deed het er toch niet toe of ik hier nu alleen liep, of hij? “Ik kon niet slapen” lachte hij.
Nam hij me nu in de maling? “Ik ben Alexander. En voor je het vraagt, ik ben niet aan het lachen. Slapen is mijn ding niet. Soms lig ik urenlang in mijn bed te draaien, probeer ik de slaap te vatten maar het lukt me maar zelden. Ik denk teveel. Of ja, dat denk ik toch…” Hij trok zijn gezicht in een vreemde, vragende blik waarop ik begon te lachen. “Blijven we staan of gaan we daar even zitten?” vroeg hij me met een warme glimlach op zijn lippen. “Laten we gaan zitten”, zei ik. “Ik ben Phoebe, trouwens. En wat ik hier doe, helemaal alleen en op dit late uur, is een lang verhaal.”
Vragend keek hij me aan…
Hallo Aleit,
BeantwoordenVerwijderenIk vind je verhaal goud opgebouwd, maar het is geen uitgesproken thriller of liefdesverhaal.
Door enkele adjectieven toe te voegen kan je dit verhaal een duidelijk karakter toekennen.
Mvg
Charlotte