donderdag 24 december 2009

Ijskoningin

De eerste sneeuwvlokken naar beneden zien dwarrelen, het doet toch iets speciaals met je. Met mijn neus tegen het raam gedrukt, stond ik te kijken hoe er zich een wit tapijt in de tuin vormde. De warme lucht uit mijn neusgaten zorgde voor een wasem op de ruit, tot groot –kuch- jolijt van mama. Daar stond ik dus met een kinderlijke blijheid de vlokjes te tellen. Verder dan vijftig ben ik niet geraakt, blijkbaar kon dit spel me toch minder bekoren dan vroeger. Ietwat teleurgesteld ging ik in de zetel zitten, want mijn benen begonnen al pijn te doen van dit ondoelloos rechtstaan. Desondanks bleef de sneeuw een aantrekkingskracht op me uitoefenen. De sneeuw verleidde me, vroeg me ten dans. Toch bleef ik in de sofa hangen en nam ik een tijdschrift (de Flair) ter hand. Als ik eenmaal aan het lezen ben, kan niets mij nog afleiden. Deze keer was het echter anders. Om de tien seconden piepte ik boven het tijdschrift uit. Ik moest toch controleren of het nog sneeuwde? Ja, het sneeuwde nog, zelfs meer als daarnet. Het vlokken tellen zou nu wel een level hoger zijn. Vanbinnen bonkte mijn hart van opwinding, maar toch hield ik mijn gezicht glad en keek nors opnieuw naar het tijdschrift. Een jong volwassene hoort nu eenmaal geen kinderlijke sneeuwpret meer te voelen, dacht ik. Was ik nu echt een ijskoningin geworden? Gedesillusioneerd las ik een artikel over seks met je schoonbroer. Die gedachte deed me huiveren en leidde me even af van het sneeuwspektakel buiten. Op de radio was het intussen de beurt aan het eerste kerstliedje, zo kondigde Peter Van de Veire het toch aan. Plots schalde I’m dreaming of a white christmas door de huiskamer. Toen hield ik het niet meer uit. Ik schoot uit de sofa, liep met grote passen door de keuken, opende met nog meer zwier dan anders de deur, griste nog snel een sjaal van de kapstok en stormde blootsvoets naar buiten, mezelf in de sneeuw ploffend. Ja, spelen in de sneeuw blijft leuk, gelijk hoe oud je bent.

Steffi Deseure

Steffi Deseure, studente Nederlands – Bewegingsrecreatie, schrijft wekelijks over wat haar bezighoudt en opvalt.

dinsdag 22 december 2009

Erasmus

Het leven van een Erasmusstudent lijkt me uitermate boeiend. Drie of vier maanden in het buitenland verblijven, genieten van de cultuur en het studentenleven en af en toe eens naar de les gaan. Wat wil een mens nog meer?

Ik zie ze nog voor me, de Erasmusstudenten die in september in Kortrijk aankwamen. Ze kenden niets of niemand en waren verplicht om een spoedcursus Nederlands te volgen. De meesten waren niet echt gelukkig. Ik wel want de vergoeding die ik kreeg om de lessen te geven, was niet mis. Als student ben je nu eenmaal snel tevreden. Vol goede moed ben ik aan de opdracht begonnen. Ik merkte op dat de meeste studenten behoorlijk geïnteresseerd waren in de Vlaamse cultuur. Na een verblijf van drie dagen in België kenden de meesten al vijftien Belgische biersoorten. Dit getuigt toch van ijverig studiewerk.

De lessen verliepen erg vlot. Al snel konden de studenten zich voorstellen, de weg vragen, groenten en fruitsoorten benoemen… in het Nederlands. Naast mijn taak als lesgever was ik ook een soort opvoedster. Ik kon niet anders want de studenten bestookten me met allerhande vragen. Sommige zaken waren voor hen van levensbelang: ‘Hoe bestel je ‘a beer’ in het Nederlands?’ of ‘Waar kun je uitgaan in Kortrijk?’ Na een tijdje kenden ze elkaar beter en leerden ze het nachtleven in Kortrijk kennen… Het gevolg hiervan was, dat de meeste studenten na twee weken wat slaperig waren tijdens de lessen. Kun je ze ongelijk geven? Het leven als student is nu eenmaal een mooie, maar soms ook zware tijd.

Het viel me wel op dat de meeste Erasmusstudenten niet echt houden van het Belgische klimaat. De Spanjaarden waren de eerste weken verkleumd van de kou. De Letse, Poolse en Russische studenten hadden al heel snel een afkeer van de regen. Vorige week zag ik enkele studenten terug. Michaël, een student uit Tsjechië, wilde zo graag nog eens sneeuw zien. Zijn droom is intussen werkelijkheid geworden. Ik ben er zeker van dat hij woensdagmorgen stond te schreeuwen als een klein kind voor het vensterraam, onmiddellijk de andere studenten op zijn kot wakker maakte en vervolgens naar buiten liep om zeker te zijn dat hij niet aan het dromen was.

Vorige week zag ik de studenten dus terug. Op een avond kwam ik toevallig terecht in het kot waar twintig Erasmusstudenten verblijven. Ik had me voorgenomen om rond een uur of tien te vertrekken naar huis. De studenten hadden een kerstfeestje georganiseerd en opeens besefte ik dat de tijd voorbijvloog. Het lukte me niet om de laatste trein te halen… Jammer! ’s Morgens, op de bus richting het station, droomde ik nog wat over de vorige avond. De Erasmusstudenten zijn eigenlijk een grote familie. De sfeer, de studenten, hun levensstijl… Alles is perfect. Ik wil ook op Erasmus!

maandag 21 december 2009

Kerstmis: De bloedzuiger.

In de chaotische wereld rond de kerstperiode laten wij, naïevelingen, ons meeslepen door de consumerende maatschappij. Dit klinkt niet zo mooi als: in de sfeervolle tijd rond de kerstperiode laten we ons meeslepen door kerstwensen en cadeaus, die we met plezier kopen in de verlichte kerstshops. Waarom niet? Omdat het de harde werkelijkheid is.

Wanneer ik ’s avonds uit mijn raam kijk of over het marktplein in Torhout loop, zie ik doorheen de schemering honderden lichtjes hangen. Het zijn net vuurvliegjes die zich overvloedig gepaard hebben. Maar is deze overdreven gekheid niet de fout van de regering? Het is een standaardproces geworden. In de kerstperiode draaien de gemeenten op voor de kosten van de verlichting van de straten en bomen. Ze hangen immens veel geld aan het kopen van de nakende nieuwigheden. Om nog maar te zwijgen over het verbruik ervan. Ze hebben als enige doel de burgers te bevredigen en hun het gevoel op te dringen dat ze in een hippe stad wonen. De gemeenten overleven dit wel. Ze hebben voldoende geld in kas. Maar wat met de gewone mens, zoals jij en ik?

Wij zijn zelf het slachtoffer van de maatschappij. Ook ik heb kerstverlichting in mijn kamer hangen. Waarom ben ik zo gek? Waarom ben ik een meeloper op het vlak van consumatie terwijl ik besef dat het een waazin is? Onbewust worden we aangezet tot consumatie van alles in verband met Kerstmis. Kijk maar naar de reclames op TV, de speciale kerstaanbiedingen druipen ervan af. En wat krijg je als kerstcadeau? De rekening. Wat is dit een prachtcadeau waar je al maanden naar uitkijkt. Het is tijd om te erkennen dat er in onze maatschappij iets fout is gelopen.

Niet alleen is er iets fout met het grote budget dat we uitgeven aan kerstverlichting. Ook de smaak van de mens kent een serieuze daling. Als je dan toch iets koopt, koop dan iets dat aanvaardbaar is. In Veldegem ben ik al huizen tegengekomen die wenen van miserie. Versierd met blauwe flikkerlichten die hun nog lelijker maken dan ze al waren. Het is een schande! Het is toch geen wedstrijdje ‘om het snelst flikkeren?’ Daarvoor kan je in een andere instantie terecht, waarover ik niet verder wens uit te breiden.

Kerstmis maakt van buren vijanden en concurenten. Ik hoop dat de consumatie geen aangeboren instinct is, want anders is de mens gedoemd tot het einde van zijn jaren. Stel je voor dat we de verlichting van huizen, straten en bomen uitbreiden tot zowel de winter, lente, zomer en herfst. Of versieren we in de toekomst ook onze huisdieren? Ik kan zeggen dat we op deze manier in 2060 allemaal zullen aanschurken tegen de armoedegrens. Dit gezegd zijnde: willen jullie zo vriendelijk zijn om jullie kerstwensen door te sturen naar het nummer 6838 (€ 1/sms).

vrijdag 18 december 2009

Als ik een man was

If I were a boy even just for a day
I’d roll out of bed in the morning
And throw on what I wanted
And go drink beer with the guys



In If I were a boy zingt Beyoncé, een vrouw met ballen, over hoe ongecompliceerd het leven zou zijn als ze een man was, over hoe gemakkelijk het moet zijn om alleen maar aan zichzelf te denken. Zijn mannen dan echt zo egocentrisch?
Het was zaterdagavond, de match RSC Anderlecht – Club Brugge werd live uitgezonden op Prime Sport. Ik hoorde hem samen met zijn vrienden schateren en bulderen terwijl ik de slaap probeerde te vatten in dat veel te grote, koude bed. Omstreeks één uur kroop hij onder de wol en drukte hij zijn klokkenspel tegen me aan. “Nu niet schat, ik heb hoofdpijn.” Over hun klokkenspel scheppen ze trouwens bij hun vrienden maar al te graag op. Het begint al rond hun veertiende. Die puberale jongetjes zijn nog maar net de deur van het medisch onderzoek uit en het pochen over de grootte van hun knikkers gaat van start. Als ik een man was, zou ik uitgebreid ‘meelullen’ over die schitterende ‘kroonjuwelen’ en met mijn Prins Albert in mijn kleine generaal zou ik me de koning te rijk voelen.
Na een slapeloze nacht kwam ik met kleine oogjes wakker. Ik trok mijn snoezige rode pantoffels aan en sleurde mezelf naar het toilet om daar tot de constatering te komen dat hij weer eens de closetbril omhoog had laten staan en er opnieuw niet in geslaagd was in de pot pissen. Buiten de pot pissen kunnen ze beter. Sommige mannen veranderen vaker van vrouw dan van sokken. Wanneer de echtgenotes ontdekken dat hun man hen bedriegt, beweren die knakkers dat ze bevestiging nodig hebben. Dat ze die niet binnenshuis kunnen vinden, is natuurlijk larie en apekool. Het is niet omdat hun vrouw hen één keer afwijst, dat ze meteen op droog zaad komen te zitten. Ze vergeten echter dat wat ze zaaien, ze ook zullen maaien.
Terwijl vrouwen vooral gericht zijn op het bevredigen van de ander, lijken mannen vooral gefixeerd op bevrediging van zichzelf. Heeft John Gray dan toch een punt met zijn metafoor dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus? De grote popster Beyoncé geeft in de laatste strofe van haar liedje alvast haar ongezouten mening weer: … But you’re just a boy. And you don’t understand …
Dat noem ik dan de spijker op de kop slaan.

Van oud naar nieuw

Kerst en Nieuwjaar naderen met rasse schreden en iedereen plant geweldige uitjes. Ook ik doe mee aan het overdreven gedoe, het wordt er namelijk in gestampt. Sinterklaas was nog niet gepasseerd en de kerstballen en slingers lagen al in de winkels. Zijn die twee dan zulke goede vriendjes dat ze elkaars geluk gunnen? Is er dan geen vriendschappelijk pact gesloten met elk zijn tijdperk? En wat met de kinderzieltjes? Ze worden al genoeg overstelpt met games en cartoons over aliens en superhelden. Hebben zij geen recht op een paar vaste gegevens in onze verwarrende maatschappij? Ik denk het wel. En toch stond ook mijn kerstboom al voor 6 december. Nuja. Ik geloof al lang niet meer in de goede Sint, dus waarom ook niet een beetje vroeger de gezelligheid binnenbrengen?

Voor de meeste mensen is de eindejaarsperiode een gezellige periode met cadeautjes en kerstbomen en heerlijke maaltijden. Voor sommige mensen is dit helemaal niet het geval. Voor de armen? Voor de daklozen? Voor de asielzoekers? Inderdaad! Maar zoek het vooral niet te ver. Het is vooral een lastige periode voor zij die een jurkje moeten kopen zonder lief aan de arm en zonder knipoog als bevestiging dat je er zo verdomd sexy uitziet.

Het is op deze dagen dat de mensen zich forceren om de schoonouders eens te bezoeken. Hij geeft een gefakete liefdevolle kus op schoonmoeders wang en denkt dan: Hemeltje, wat heeft ze weer dat slechte parfum op. Zij geeft haar schoonvader een zoen en krijgt een neepje in haar kont. Vieze ouwe vent, denkt ze dan en ze lacht geforceerd. En dan zien ze de vriendjes de nichtjes van en denken ze: was mijn lief maar zo heet. Maar geen van hen heeft recht op klagen, want zij hebben tenminste een lief!

Het ergste is op Nieuwjaardag naar oma gaan. Dan heeft bijna elk kleinkind ondertussen een lief mee en vraagt ze: ‘En Emely, wanneer brengde gij ne kjeer uj lief mee? Zije nuj al vant stroate? Twordt allichte tijd hé, meiske.’
“Jaja, meme… Maar dit jaar is het nog bijlange niet zover.” School gaat voor, zeg ik dan als smoesje. Daar is ze dan meestal tevreden mee, want geef toe, school ís ook belangrijk, maar toch… Ik moest onmiddellijk terugdenken aan de avond voordien.

Ik keek op mijn horloge en het was ondertussen al twee uur. Ik kreeg een stijve nek van heel de tijd omhoog te kijken of die leuke jongen ook net niet mijn richting uit keek.
Als dat het geval was, dan hoopte ik uiteraard dat hij de eerste stap zou zetten, wat eigenlijk praktisch nooit gebeurt. Jongens zijn mietjes. Het stoere verdwijnt stilaan uit de mensheid, want mannen worden te geëmancipeerd. Gevoelens uiten, huilen bij een film en helpen met de afwas al goed en wel, maar het initiatief nemen? Daar passen ze liever voor! In mijnen tijd -zou mijn oma zeggen- was het wel anders!

Dus besloot ik maar om zelf op pad te gaan en op de beat van de muziek naderde ik mijn prooi rustig en zelfverzekerd.
Ik botste subtiel en ‘per ongeluk’ tegen hem op en we geraakten aan de praat. Hij trakteerde me op een drankje en ik nam het maar al te graag aan.
Feestdagen zijn heel duur, dus getrakteerd worden door om het even wie mag je nooit, maar dan ook nooit weigeren!
Op het eerste gezicht leek het wel een leuke jongen, maar hoe langer we praatten hoe meer ik er al spijt van kreeg dat ik op hem afgestapt was. De alcohol rook ik van tien meter ver en een zinnig woord kwam er ook niet echt uit. Hij vertelde alles tien keer en probeerde hopeloos het ritme op de muziek te vinden.
Mannen die niet kunnen dansen zijn tegenwoordig echte nerds, dus besloot ik maar om gedag te zeggen en mij verder te amuseren met mijn vrienden.

Vijf minuten later probeerde hij nog eens een gesprek aan te knopen, maar ik liet duidelijk blijken dat ik niet meer geïnteresseerd was. Meneer zijn ego kreeg een enorme deuk en hij ging meteen naar een ander meisje Het was zo’n typisch sletje met kilo’s make-up en stiletto’s waarop ze amper haar evenwicht kon behouden. Probeerde hij me nu werkelijk jaloers te maken? Hoe zielig!
Ik keek gewoon de andere kant op en deed alsof hij niet meer bestond. Loopt hier eigenlijk nog één leuke vrijgezelle jongen rond, dacht ik bij mezelf. Of zijn het allemaal zulke losers?

Ik gaf het op voor de avond. Ik ging heus niet als een hopeloos geval op elke jongen toestappen, dus ik danste en zong uit volle borst mee met mijn beste vrienden. Ook allemaal vrijgezellen toevallig. De avond liep op zijn einde en er werd een slow gedraaid. De koppeltjes dansten romantisch met de armen rond elkaar en wij stonden daar als vijf onnozelaars te staren naar de dansvloer. Wie o wie komt mij uitnodigen, smeekte ik tot God. Maar o wee als het een loser is, want dan kreeg hij gegarandeerd een ‘njet’. Ik was nu ook niet zo hopeloos dat ik met een sukkel zou dansen, nee dank u!
Het was ondertussen al vijf uur en het werd een beetje te saai naar onze mening. Het volk ging stilaan naar huis en enkel de dronkaards bleven nog hangen.

Even later lag ik in bed en het gepiep in mijn oren was werkelijk ondraaglijk! Ik stonk naar de rook, had bier over mijn jurkje gekregen en dacht bij mezelf hoe verschrikkelijk ik er morgen zou uitzien. Dat werden dus ook kilo’s make-up om naar oma te gaan. Wat is Nieuwjaar vieren toch leuk, dacht ik nog bij mezelf en ik viel in slaap.

Milieuvriendelijk filerijden in Hopenhagen

Het valt niet mee om op een duurzame manier de VN-klimaattop te volgen. Na alle speciaal ingezette klimaattreinen wordt het nu toch aanschuiven voor de deuren van het Bella Centra in Kopenhagen. Of schrijven we vanaf nu de Deense hoofdstad als Hopenhagen?

Een flinke portie hoop treft u met een beetje geluk in uw goodie bag aan - met gratis staaltjes Ecover, voor de gezondheid van zowel uw handen als uw leidingwater. Oorzaak van de chaos? Communicatiestoornissen en te veel nieuwkomers. Zo’n horde mensen bij elkaar gepropt in een kleine ruimte is natuurlijk niet zonder risico: zo warmt de aarde op. Dus u hebt met een zo klein mogelijke voetafdruk naar het ijskoude noorden gereisd om oprecht bezorgd uw medeleven te betuigen aan de bedreigde ijsberen en dan wordt u vervolgens met zevenmijlslaarzen teruggeschopt. Een mens zou voor minder geloven in het einde der tijden. De Afrikaanse delegatieleden en de milieuactivisten laten het in ieder geval niet aan hun hart komen. Terwijl ze filegewijs aanschuiven in de rijen houden ze hun adem zo veel mogelijk in. Kwestie van niet te veel CO2 uit te stoten.

Het zal nog wel een poosje duren voordat de klimaatonderhandelingen hoge toppen zullen scheren. Zo rond de nieuwe eeuwwisseling moet het zo ver zijn, gok ik, en dat zal de hele wereld geweten hebben. Met een vrouw op de Amerikaanse presidentsstoel zal niet alleen het rassenverschil de wereld uitgewerkt zijn, maar ook milieuobstakels zullen netjes bij het groot huisvuil geplaatst zijn. Volgens de Deense onderhandelingen moet de afvalberg weg, ziet u. De Zonder-klimaat-straten tieren in mijn gedachten al weelderig. Een land dat een beetje geaard is, maakt zijn borst nat en zegt: “Een graadje meer of minder, daar draaien wij onze hand niet voor om.” Een beetje president klopt af en toe eens met de vuist op tafel, buldert dat de democratie maar een relatief gegeven is en dat iedereen eens zal doen wat hij zegt. Maar dat geldt niet voor het mammoetland dat een frisse wind over het Bella Centra kan doen waaien. Het is de ja-maar-conferentie, de wagen-we-de-sprong-of-niet-top, het wij-hebben-tijd-onderhandelingsplan.

De volgende keer moeten de wereldleiders het kloppend hart van de Europese Unie in hun agenda (van chloorvrij papier!) schrijven. Belgen zijn zo bedreven geraakt in kat-en-muis-spelletjes dat wij vanaf de eerste seconde al doorhebben of het al dan niet politiek correct is. Bovendien zou het goed zijn voor Letermes zelfvertrouwen om eindelijk nog eens een ambitieuze deal binnen te rijven.

Los van verkiezingsstemmen en vrouwen aan de macht gaat het in de eerste plaats toch over ijsberen, ontbossingen en een plek op de wereld voor iedereen. Het begint opeens heel hard te sneeuwen. Misschien moeten we op de beurs maar op hondenweer speculeren. Wedden dat dat op een koude douche zal uitdraaien? Als dat niet is wat we net nodig hebben...

dinsdag 13 oktober 2009

De spelbreker...

Mercurry is docent recht, hij leert de studenten aan de universiteit technieken om dieven en handelaars te verdedigen in het gerecht. Athena helpt studenten die het moeilijk hebben om allerlei redenen, om thuisproblemen, financiële problemen en sociale problemen en net die problemen probeert ze samen met de student op te lossen. Haar zorgzame karakter maakt van haar een geliefd persoon aan de universiteit. Naast studentenbegeleiding zorgt ze ook voor de organisatie van activiteiten en stages. Door die tweede taak moet ze goed kunnen samenwerken met de docenten. In het bijzonder werkt zij graag met Mercurry want zij heeft al een tijdje stiekem een oogje op hem. Athena heeft dit altijd al goed kunnen verbergen maar toen kwam Venus.

Venus is een grote slanke vrouw met blonde haren waar sexappeal vanaf druipt. Ze is altijd heel stijlvol gekleed en valt meteen in het oog van Mercurry die op zijn beurt de knapste mannelijke docent is. Venus is de nieuwe aanwinst op school en geeft voortaan de lessen Frans. Mercurry belsuit al vlug de gentleman te zijn, hij biedt de vrouw een koffie aan, hij neemt haar jas aan zodat ze zich comfortabel voelt, … Dit is Athena niet ontgaan. Athena heeft altijd al goed kunnen samenwerken met de docenten maar hier liep het fout. Venus werd heel dikwijls niet op de hoogte gebracht wanneer er een activiteit was waardoor haar les geschrapt werd. Mercurry werd daarentegen op handen gedragen door Athena, hij wist alles eerst.

Athena had meestal rond 17 uur gedaan met werken. Een donderdagavond had ze documenten vergeten op school en keerde ze terug om die op te halen. Op de weg naar school passeert ze langs een restaurantje en net toen zag ze Mercurry en Venus naar binnen gaan.

Athena was zo woedend op zichzelf, al die tijd had ze Mercurry voor zich, had ze maar gezegd wat ze voor hem voelde voor Venus zijn collega werd. Athena beklaagde zichzelf zo hard dat ze er niet langer verzorgd uitzag. Ze ging werken met vettig haar, haar kledij paste niet samen, ze was onhandig en wist geen weg met haarzelf.

Op een zeker moment kwam een van de student aan de universiteit met haar praten en vroeg wat er scheelde. Die student had Athena ook al dingen toevertrouwd dus besloot Athena die student te vertellen wat op haar lever lag. Toen die student hoorde wat er scheelde begon die te lachen. Venus die is toch de schoonzus van Mercurry, daar begint hij toch niets mee. Zij is onlangs getrouwd met zijn broer, hij wou haar ongetwijfeld het gevoel geven dat ze welkom is.

Athena keek op haar uurwerk en zag dat Mercurry zijn laatste uur erop zat. Ze nam de benen en liep hem achterna naar zijn auto. Hij draaide zich om en ze kuste hem intens. Hij nam haar in de armen en zei dat hij niets liever wou dan dat zij haar overgaf aan hem.

Lamento

Ietwat gefrustreerd begon Aphrodite haar klaagzang. Eros zat er aanvankelijk maar ongeïnteresseerd bij… Nippend van zijn glas rode wijn zat hij eigenlijk met zijn gedachten elders. Sinds gisteren kreeg passie weer een nieuwe dimensie. Na talloze keren gebroken en ontgoocheld te zijn, geloofde hij warempel opnieuw in de liefde. Hij was al eeuwen vergeten hoe een hartstochtelijke kus kon smaken, voelen en ruiken…

‘Eros, Ik heb je tot bij mij laten komen omdat er dringend iets moet ondernomen worden. Het kan zo niet meer verder. Waar is de liefde naar toe? Het lijkt alsof de maatschappij van vandaag enkel steunt op bedrog, discriminatie en geweld. Verandering is nodig Eros, en wij zijn de enige die daar enigszins de aanzet tot kunnen geven.’

Eros schrok even op en morste wat wijn op zijn broek. Geïrriteerd startte hij zijn wederwoord: ‘Och Aphrodite, toch niet weer dat idealistisch gebrabbel van jou. Wees toch niet zo naïef. Er is nu eenmaal niets dat wij kunnen doen. Leg je er toch eens bij neer, wie zijn wij om iets veranderen. De mens zal plots wel beseffen dat hij volledig verkeerd bezig is. Concentreer je liever op je eigen geluk, je eigen leven en je eigen emoties.’

Aphrodite slaakte een zucht. ‘Dat is nu net waarom verandering uitblijft. Dat is nu net de oorzaak van onze verziekte maatschappij. Al dat individualistisch denken leidt enkel tot verval. Harmonie zou het sleutelwoord moeten zijn in onze samenleving. Ik geloof echt dat we iets kunnen doen, laten we proberen Eros. Toe…’

Eros bewonderde Aphrodite voor haar innemende speech. Haar gedachtegoed was puur en zonder twijfel hoe het zou moeten zijn. ‘Ik heb het al eeuwen geleden opgegeven Aphrodite, ik heb de kracht niet meer…,’ repliceerde Eros op een koude toon.

zaterdag 10 oktober 2009

De perfecte liefde?

Er was eens een beeldschone, vriendelijke, sympathieke, lieve jongedame die snakte naar warmte en liefde. Door haar schitterende blauwe ogen, haar lange zwarte haren en haar groot en slank gestalte had ze geen gebrek aan mannelijke aandacht. Die aandacht interesseerde haar echter niet. Ze was op zoek naar dé liefde van haar leven en wou de rest van haar leven doorbrengen met haar grote liefde. Misschien stond het geluk dichter bij haar dan ze zelf dacht. Haar naam was Aphrodite.

Op een dag kwam ze Frey tegen. Ze zag hem even maar was voor de rest van de dag overdonderd door zijn verschijning. Frey was groot, goed gebouwd en zag er goed uit. Aphrodite was op slag verliefd en hoopte hem snel terug te zien. Dagen verstreken en ook al zag ze haar geliefde niet terug toch liep Aphrodite met haar hoofd in de wolken. Plots, toen ze het helemaal niet verwachtte, liep ze hem tegen het lijf. Letterlijk dan want ze was zondanig in gedachten verzonden dat ze tegen hem opbotste. Gelukkig reageerde Frey heel vriendelijk en lief. Ze wisselden een paar woorden en toen wist ze het zeker. Dit was het.

In de dagen die daarop volgden zagen ze elkaar meer en meer. Het klikte en al gauw groeide hun vriendschap uit tot een mooie en intense relatie. Cupido had eindelijk raak geschoten.

De dagen en weken die daarop volgden verliepen zoals een sprookje. Frey was galant, lief, romantisch. Kortom alles wat Aphrodite zoch in de liefde. Ze brachten dan ook heel veel tijd met elkaar door. Alles liep zoals Aphrodite het wou. Frey was haar alles en maakte haar gelukkig. Hij was de ware, daar was ze van overtuigd maar tegelijkertijd vroeg ze haar af of hun relatie niet te perfect verliep.

donderdag 8 oktober 2009

Het land van de geliefden

Op een mooie zomeravond wandelde Aphrodite langs het strand. Ze had namelijk enkele zaken te verwerken. Haar vriend was op een gegeven moment met de noorderzon vertrokken. Althans, dat dacht ze toch. Nochtans was Aphrodite een bloedmooie vrouw en had ze geen enkel gebrek aan mannelijke aandacht. Met haar verleidelijke blik maakte ze alle mannen gek. Ze was dan ook niet voor niets de godin van de liefde. Maar voor de godin telde maar 1 man in haar leven, Poseidon.

Poseidon werd wakker en keek om zich heen. Waar was hij in hemelsnaam beland? Wanneer hij aanstalten maakte om op te staan, merkt hij dat hij vastgeketend is. Allerlei vragen spookten door zijn hoofd. Wie zou hem zoiets aangedaan hebben? Waarom? Op welke manier? Hij kan zich niets meer herinneren van wat er gebeurd was. Dan was er nog Aphrodite, zij zou vast heel erg ongerust zijn.

Aphrodite wist geen raad meer hoe ze haar koninkrijk alleen moest besturen. Ze had namelijk een voorbeeldfunctie te vervullen in het land waar alleen maar liefde heerst. In het koninkrijk van Aphrodite waren bedrog en leugens uit den boze. Wie zich niet aan de regels hield, werd verbannen. Telkens wanneer ze haar bed inkroop, zag ze de foto van haar eeuwige liefde. Ze bleef maar worstelen met de vraag: “Waarom heeft hij mij toch verlaten?”.

Net op het moment dat Poseidon terug zijn ogen sloot, hoorde hij iemand de deur openen. Een donkere schaduw kwam op hem af. Pas toen de persoon naast zijn bed stond, kon hij zien wie het was. Het was Medusa. Ze was half mens, half monster. Op haar hoofd krioelden er meerdere slangen. En haar groene ogen keken in de richting van Poseidon. Wat was ze toch met hem van plan?

Net toen Aphrodite uit de keuken kwam, sloop een slang rakelings langs haar voeten. Vreemd genoeg begon de slang te praten. Ze had een boodschap voor Aphrodite.

dinsdag 6 oktober 2009

Onverwachte liefde

Aphrodite is een typische middelmatige leerlinge op de middelbare school van Trinity.
Ze heeft een beperkt vriendengroepje, maar ze kan altijd op haar ‘girls’ rekenen.
Samen beleven ze veel plezier en roddelen ze over de populaire meisjes die hun het leven op school zuur maken.

Iedereen heeft wel een vijand, maar die van Aphro, zoals haar vriendinnen haar noemen, is wel heel extreem. Wat Hera gedaan heeft, zorgde ervoor dat Aphro bijna niet meer naar het schoolfeest durfde te gaan.

Het vriendengroepje van Aphro heeft een enorme bewondering voor de populaire jongen, Adonis. Hij is knap, grappig en heeft respect voor de dames. Hij is niet zoals de rest van het footballteam, wat van hem een heus schoolidool maakt.
Maar dromerig als hij is, beseft hij maar half hoe goed hij in de markt ligt. Daar houdt hij zich nu eenmaal niet mee bezig, met meiden. Hij vindt het leuker om na de training zijn neus in de boeken te steken dan op café te gaan met de ploeg. Literatuur is zijn grootste passie.

Al die jaren zitten Adonis en Aphrodite reeds bij elkaar op school, maar nog nooit hebben zij één woord uitgewisseld. Elke nacht droomt Aphro van hem, dat hij naar haar toe stapt en gedag zegt.

Op een of andere mysterieuze manier is Hera, leidster van het cheerleaderteam en vijand nummer één van Aphro, die geheime bewondering voor Adonis te weten gekomen. Dat was de ideale manier om Aphro voor schut te zetten voor de hele school.

Na het wekelijkse studie-uurtje in het computerlokaal, is Hera snel op het account van Adonis geweest. In zijn naam heeft ze een mailtje gestuurd naar Aphrodite. Het was een lieve mail waarin hij vroeg om af te spreken met haar op het schoolplein aan de grote boom. Hij vertelde er dan ook nog bij dat hij haar wel leuk vindt, maar nooit eerder iets durfde te zeggen. Als zij hem beter wil leren kennen, moet ze een rood jurkje dragen en een boek vasthouden.

’s Avonds na school las Aphro de mail en belde ze enorm verrast en blij haar vriendinnen op om het goede nieuws te melden. Ze zocht alvast naar een rode jurk...

De mysterieuze minnaar

Sinds enkele weken vormen Ariadne en Hades een koppel. Ariadne kan volledig zichzelf zijn bij Hades, maar toch verzwijgt hij iets voor haar. Ze voelt het gewoon; de manier waarop hij soms kijkt, haar aanraakt, haar... bezit.

Een week geleden vertelde Hades dat hij een verrassing heeft voor Ariadne. Het enige waar zij voor moest zorgen was dat ze kledij meenam voor een heel weekend. Ariadne was zo in de wolken. Een romantisch weekendje met twee zag ze wel zitten. Rond het middaguur vertrokken ze richting bestemming want het was toch niet zo ver rijden verzekerde Hades haar. De hele weg zat Ariadne te gissen naar hun reisbestemming. Uiteindelijk loste Hades toch iets. Ze zouden op hun weekendje samen zeker niet gestoord worden.
Na enkele uren rijden komen ze eindelijk aan op hun bestemming: een afgelegen chalet in het midden van de Duitse bossen. Overal waar Ariadne keek waren er bomen. Niet in de verste omgeving was er een teken van leven te bestuderen. De mooie vrouw maakte zich wel wat zorgen en ze vroeg aan Hades: "Is het hier niet gevaarlijk zo afgelegen van de buitenwereld? Stel dat er iets gebeurt?"
" Tuurlijk niet! Vertrouw je mij misschien niet?", antwoordde hij geprikkeld.
Het begon licht te schemeren en het werd kil buiten. Om het kleine voorval te laten vergeten stelde Ariadne voor om naar binnen te gaan. Wat voelde ze zich toch stom. Hades was zo lief voor haar en toch stelde ze zo'n domme vraag. "Weet je wat,", dacht ze bij zichzelf, "laat ik wat extra sexy kleren aantrekken terwijl Hades kookt." Want ja, zelfs dat doet Hades, hij kookt speciaal voor haar. "Wat is hij toch een schatje!"
"Schat, moet ik je koffers uitpakken terwijl jij kookt? Dan heb ik ook iets om handen."
"Nee" schreeuwde Hades onmiddellijk. "Euhm... sorry, nee tuurlijk hoef je mijn koffers niet uit pakken. Dit is jouw weekend, je hoeft niets te doen.
"Ok, ik ga me wat opfrissen.", zei Ariadne een beetje geschrokken.
In de slaapkamer was ze bezig haar meest sexy jurk aan het kiezen, wanneer ze plots haperde aan een koffer van Hades. De koffer viel om en klikte open. Wat ze daar zag, had ze nooit durven denken. In de koffer zat een boek vol foto's van haar op de intiemste plaatsen. Foto's van jaren geleden, toen ze zelfs Hades nog niet kende. In een aparte zak, ook in de koffer, vond ze allemaal bezittingen die ze al maanden kwijt was. Op de bodem van de zak vond ze zelfs een blonde haarlok...haar van zichzelf. Plots zag ze een schaduw op de muur, die kwam groter en groter. Hades verscheen in de deuropening met een scherp keukenmes in zijn handpalm gespannen.
"Ik zei toch dat je van mijn koffers moest blijven!"

Narcissus en Medusa

Niet zo lang geleden in een stadje niet zo ver hier vandaan woonden eens een jongen en een meisje. De jongen ging door het leven als Narcissus. Kwam het door zijn naam of werd zijn naam juist hierdoor gekozen, het feit bleef dat Narcissus enkel zichzelf belangrijk vond. Zijn ideeën, zijn stemgeluid, zijn uiterlijk waren de belangrijkste van de hele wereld.
Het meisje, Medusa, was minder fortuinlijk. Zij besteedde helemaal geen aandacht aan zichzelf. Dat had ook totaal geen zin, ze was en bleef het lelijke eendje. Ook had ze een vreemde uitwerking op de mensen: de harten van de mensen die haar zagen versteenden telkens ze in hun gezichtsveld kwam, zo lelijk was ze. Nooit werd ze goed behandeld, nooit kreeg ze een vriendelijk woord of een lieve glimlach. Dit in tegenstelling tot Narcissus die iedereen kon betoveren met zijn schoonheid.
Door een prachtige speling van het lot leerden deze twee totaal verschillende personen elkaar kennen via het internet. Ze konden alles aan elkaar kwijt. Medusa klaagde over haar 'tekortkoming' (ze kon toch moeilijk van de daken schreeuwen dat ze aartslelijk was??) en ook Narcissus kon bij haar terecht als hij het moeilijk had met de grote druk op zijn schouders (een pukkel was al voorpaginanieuws in de plaatselijke krant). Ook hij verzweeg wijselijk wie hij was, hij wilde voor een keer normale gesprekken hebben in plaats van het gezwijmel van meisjes die maar al te graag zijn vriendin wilden worden.
Ze leerden elkaar steeds beter kennen via de talloze uren voor hun computerscherm en op wonderbaarlijke wijze begonnen ze meer voor elkaar te voelen. Medusa was een rots in de branding voor Narcissus die steeds omringd werd door wispelturige tienermeisjes. En Medusa voelde zich voor het eerst in haar leven mooi, geliefd.
Niet lang na de ontdekking van deze onbekende gevoelens wilden ze elkaar ontmoeten. Dit was voor beide een moeilijke beslissing, maar ze konden er niet van onderuit, ze waren smoorverliefd. Ze spraken af op het stadspleintje. Medusa deed voor het eerst moeite om zich mooi te maken (tevergeefs) en ook Narcissus wilde zich op zijn mooist tonen. Nerveus wandelde elk naar de afgesproken plaats. Medusa vreesde voor een afwijzing en Narcissus verwachtte een gezwijmel van jewelste. Toen ze elkaar ontmoetten, schrokken ze zich rot. Uiteraard hadden ze al van elkaar gehoord, mooie Narcissus was een legende en lelijke Medusa was het middelpunt van spot. Ze waren enorm boos dat ze zo voorgelogen waren! Schreeuwend gingen ze uit elkaar. Thuis smeten ze zich huilend op hun bed. Hoe konden ze nu zo verraden zijn? En dat door iemand aan wie ze hun diepste hartgeheimen hadden toevertrouwd!
Weken gingen voorbij zonder een teken van leven aan beide kanten. Maar toen de eerste woede gezakt was, zagen ze in dat ze allebei een fout hadden begaan. En wat misten ze hun gesprekken! Zo kwam het dat Medusa na een paar weken besloot weer naar het stadsplein te gaan. Ze werd bespot en gepest, uitgelachen en weggejaagd, maar elke dag opnieuw ging ze en wachtte ze tot Narcissus kwam. De ochtend van de zesde dag zag ze dat iemand haar plekje had ingenomen. Haar hart stond stil. Daar zat haar droomprins met een verontschuldigende glimlach op zijn prachtige gezicht.

Eindelijk

Odysseus kon het niet langer volhouden. Het zou niet lang meer duren vooraleer zijn ware identiteit aan het licht zou komen. Hij was inspecteur en had zich al weken als infiltrant ingezet bij een plaatselijke drugsbende. De list die hij samen met zijn collega's had opgezet, moest vandaag worden uitgevoerd.

Hij maakte zich klaar en kreeg van Hypnos wat cocaïne waarin wat slaapmiddel verwerkt was. Het kon gewoon niet fout lopen. Het oortje in zijn oren was onzichtbaar door zijn lange haren. Het zendertje in zijn bril zou niemand opmerken. Hij stapte in de wagen en reed naar de plek waar hij met Hades,de bendeleider, had afgesproken. Hij moest nog één keer de knop in zijn hoofd omdraaien. Even was hij geen Odysseus meer.

Hij had zich voorgesteld als Themis. Wekenlang had hij contact gezocht via de handlangers van Hades. Eindelijk mocht hij Hades in levende lijve ontmoeten. Odysseus parkeerde zijn wagen en liep naar een afgelegen pand. Hier waren al lang geen mensen meer geweest. Hij trok de deur langzaam open en ging naar de eerste verdieping. De krakende trap waarschuwde Hades al dat Odysseus op komst was. Eenmaal aangekomen op de eerste verdieping, stond Hades hem al ongeduldig op te wachten.

Ze bestudeerden elkaar enkele seconden en beiden weigerden ze om het eerste woord uit te spreken. Odysseus nam dan maar het initiatief en schudde met het zakje cocaïne voor de ogen van Hades. "Een cadeautje!" zei Odysseus zelfzeker. Hades nam het zakje aan. "Zullen we het niet eerst opsnuiven?" vroeg Odysseus uitdagend. Hades keek Odysseus bedenkelijk aan maar gaf uiteindelijk toe. Hij deelde de cocaïne en gaf het aan Odysseus. "Aan u de eer" zei Odysseus. Hades keek opnieuw wantrouwig maar snoof als eerst wat cocaïne. Lang duurde het niet vooraleer Hades dan ook languit op de grond lag. Verdoofd voor enkele uren.

Odysseus liep naar beneden en strompelde bijna van de trap door zijn enthousiasme. Hij was ervan overtuigd dat hij de strijd gewonnen had. Zijn collega's konden nu elk moment het huis bestormen. Hij draaide zich om naar de deur en voelt opeens een harde klop op zijn hoofd. Hij valt op de grond en ziet nog twee starende ogen vooraleer hij zijn ogen sluit.

Insomnia

Ik zou een boek kunnen vastgrijpen en beginnen lezen, maar dan wind ik mij weer op over alle denkbare werelden die de mijne niet zijn en kan ik mijn nachtrust op mijn buik schrijven. Of denken aan niets. Maar wat is niets? Als ik mijn ogen sluit en het wordt zo donker als de nacht, is dat dan niets?
Het is nu al de tweede nacht op rij dat ik de slaap niet kan vatten en wat ik ook doe of wat ik ook denk: ik mocht mijn gedachten niet op het slapen concentreren. Want als je de slaap wilt vatten, mag je niet willen slapen.
Ik glijd verder naar het midden van het bed en zoek een tentakel van het warme lichaam naast mij. Zijn handpalm ligt naar boven gericht en ik verstrengel mijn vingers in de zijne, alsof ze een samenspel spelen van hartstocht en verleiding. Eros kreunt vreedzaam en wendt zijn hoofd af, zijn ogen nog steeds gesloten. Ik hoop dat zijn slaap door zijn vingers zou overvloeien naar de mijne, en wonder boven wonder, alsof het werkt, sluit ik mijn ogen en word ik zowaar moe.

Half tien. Het is stil in huis, verdacht stil. Het schuifraam van de slaapkamer staat nog steeds op een kier en het gefluit van een merel trekt mijn aandacht voor een minuut lang. Het zijn uitbundige zangers die vooral op vroege lentedagen hun ochtendconcert laten horen. Zijn sublieme, weemoedige zang verdwijnt als ie wegvliegt.
Ik draai mij op mijn linkerzij en ga tastend op zoek naar de andere bewoner van dit bed, maar ik voel alleen een lege plek. Mijn arm heeft de hele nacht in een hachelijke positie gelegen en de pijnscheuten die door mijn arm worden gepompt zijn martelend. Ik open mijn rechteroog en kijk door mijn wimpers de kamer rond. Eros zit op het bedeinde met zijn ellebogen op zijn knieën, zijn hoofd hangend, zwijgzaam.

Hopeloos!

Het ochtendgloren gleed de kamer van Pandora binnen. Kreunend vocht ze tegen het felle daglicht en verschool zich onder de lakens. Maar het was te laat, de zon had haar gewekt en er leek niets anders op te zitten dan aan de dag te beginnen. Toch bleef zij nog even liggen en overschouwde de riante slaapkamer, haar ogen rustend op het slaapkamerraam. Ze genoot klaarblijkelijk van het onderlinge gekibbel van twee mussen op de balkonreling. Druk kibbelend om een stuk brood tippelden de mussen van hot naar her, besluiteloos om wie het stuk brood toebehoorde. Het recht van de sterkste gold in dit geval. Een meewarige blik verscheen op haar gezicht. Ook zij was onderhevig geweest aan het recht van de sterkste in een vorig leven. Het beeld van Kronos vormde zich levendig op haar netvlies en even leek het alsof zij in huilen zou uitbarsten. Maar Pandora was een vrouw die een zeldzame vorm van trots bezat en zij verbeet de tranen. Dat leven lag immers achter haar. Na een jaar van mishandeling en vernedering was zij er in geslaagd die donkere bladzijde om te slaan.

Ze dacht terug aan de dag waarop ze Epimetheus voor de eerste keer had ontmoet. Hun ontmoeting was geen toeval geweest, noch een speling van het lot. Epimetheus was een bekend man. Hij had dit voornamelijk te danken gehad aan zijn broer Prometheus, Een technisch genie en witte raaf van de familie. Samen hadden ze een waar imperium opgebouwd en plukten daar nu de vruchten van. Toen Pandora hoorde dat de gebroeders haar stad aan deden besloot ze om ook te plukken van die vruchten. Slachtoffer van dienst was snel bepaald. Epimetheus was namelijk, in tegenstelling tot zijn broer, eerder dom en uitermate naïef. Zijn blik fixeerde zich als een magneet op ijzer toen ze de lounge bar betrad. Ze had het intriest gevonden, maar het doel heiligde de middelen, en de middelen bezat ze. Haar zuiderse gelaatstrekken en volle borsten hadden zijn hypnotiserende uitwerking op Epimetheus niet gemist. Een grijns verscheen op haar gezicht als ze terugdacht aan hun eerste nacht samen. Sinds die dag lagen zijn rijkdommen aan haar voeten en zelfs Prometheus kon daar niets meer aan veranderen.

maandag 5 oktober 2009

Het geheim van Madrid.

Het was bloedheet in de straten van Barcelona. Dionysos en Athena zaten al de hele dag bij het zwembad maar zelf dat bood geen afkoeling. Terug naar hun studio gaan was ook geen optie want de airco werkte niet meer. Dionysos verlangde naar de avond. Hij hield meer van het koele nachtleven. “Gaan we niet naar het strand? Daar is er tenminste nog wat wind,” vroeg hij. De jongen was helemaal bezweet en zag eruit alsof hij elk moment kon smelten. “Voor mij is het goed,” zei Athena. Ze had genoeg van het zwembad.

Na een tocht, die door de hitte kilometers ver leek, kwamen ze aan bij de zee. Het was er misschien 3 graden minder warm. Ze ploften neer in het zand. Naast hen zaten zeer veel toeristen te genieten van de zon. Dionysos en Athena waren al twee maanden in Barcelona en raakten maar niet gewend aan de schroeiende hitte. “Hebben we morgen les?” vroeg Dionysos. “Neen, morgen hebben alle Erasmusstudenten vrij. Dat weet je toch!” riep Athena uit. “We gaan met alle Belgische studenten naar Madrid. Dat kun je toch niet vergeten zijn.” Dionysos viel compleet uit de lucht. Doordat hij nog niet veel Spaans begreep, wist hij nooit wat er de volgende dag zou gebeuren. Gelukkig had hij Athena om alles te vertalen. Ze keek hem vreemd aan en hij probeerde vlug van onderwerp te veranderen en vroeg: ”Ga je mee zwemmen?” Hij sprong recht en liep naar de zee.

Athena volgde hem tot aan het water, maar plots hield een oude vrouw haar tegen. Dionysos, die alles zag gebeuren, liep snel tot bij z'n vriendin. De dame keek hen zeer vreemd aan. Haar blik had iets beangstigend. Ze zei enkele dreigende zinnen in het Spaans. De twee studenten liepen snel verder. "Heb jij iets begrepen?" vroeg Dionysos. Zijn stem bibberde.

De Kemmelberg

Op een kille winterdag stapte Aphrodite op de met sneeuw bedekte straten. Haar linker-en rechterbeen wisselden elkaar langzaam af. Ja, Aphrodite was op weg naar haar geheime geliefde. Ze hadden afgesproken op een verborgen en afgelegen plaats. Ze moest op tijd zijn, want het was haar laatste kans om het goed te maken met Adonis. Ze had er alles voor over om er te geraken en Adonis van haar liefde te overtuigen.

Op de hoek van de straat naar rechts, uitgegleden over een steen. De pijn zaaide van haar knie uit naar haar volledige lichaam. Mankend liep Aphrodite verder tot ze in de verte een donkere schim zag staan. Ze dwaalde van het pad af en probeerde rondom de schim te stappen, maar hij was al verdwenen. Opgelucht liep ze door het natte gras naar een grote vijver.

Haar keel verschroeide van de dorst. Aphrodite knielde boven het water en zag plots in de weerspiegeling ervan de schim staan. Hij stond zo dicht en voelde zo echt aan. Hij boog voorover en greep een lichaamsdeel van haar stevig vast.

zondag 4 oktober 2009

De herinnering

Iemand zei me ooit dat verliefdheid veel symptomen kent: trillende handen, knikkende knieën, een versnelde hartslag en vooral … vlinders in de buik. Journalisten en auteurs beschrijven uitgebreid dat ‘graag zien’ wat weg heeft van rozengeur en maneschijn, maar de waarheid is niet om over naar huis te schrijven: liefde breekt harten.

Ik ontmoette hem aan het begin van de lente. Een mooie, gespierde jongeman stapte de klas binnen. Even kruisten onze blikken elkaar. Hij lachte verlegen en drentelde toen naar de lector. Ik wist mezelf geen houding te geven en betrapte me erop dat het schaamrood naar mijn wangen steeg. Hij heette Adonis en was hier nog maar net komen wonen.

Het lot bepaalde dat hij naast me kwam zitten op de enige vrije plaats. Minutenlang zaten we zwijgend naast elkaar. Prille liefde wordt soms beschreven als: “Liefde is kijken of hij kijkt en als hij kijkt, kijk dan vooral niet terug.” Zo ging het er ook bij ons aan toe. Ik moet toegeven dat ik die spanning best charmant vond.


Adonis was ontzettend populair. Wanneer hij door de wandelgangen slenterde, hielden alle meisjes hun adem in. Vervolgens gniffelden ze erop los. Afgunstig sloeg ik alles gade en kropte mijn gevoelens op. Brigitte Bardot, Frans fotomodel, actrice en zangeres, deed ooit de opmerkelijke uitspraak: “Een van de vele vormen van eenzaamheid is een herinnering hebben en er niet over kunnen praten." Die herinnering bleef me parten spelen.

woensdag 30 september 2009

Cassandra's voorspelling

De ochtend draaide zich op zijn zij. De kerkklokken sloegen acht keer. Bonk. Bonk. Bonk. Cassandra wandelde nog sneller door het donkere industrieterrein. Werklui liepen al driftig heen en weer. De Reus vloekte hartgrondig en gaf zijn mannen mopperend aanwijzingen. Toen hij het meisje opmerkte, werd zijn blik even zachter. “Hé moppie,” riep er iemand uit, “je kan hier niet zomaar een hoekje afsnijden, hoor!” De Reus draaide zich met een ruk om. Het medelijden was uit zijn gezicht verdwenen. “Denk je dat je jolig bent? Hou je mond en ga weer aan het werk!”

Met de krant dicht tegen zich aangeklemd volgde Cassandra de smaller wordende weg, langs brandnetels en grachten tot ze bij het kruispunt kwam. Na nauwelijks twee minuten voelden haar vingers de knip op het tuinhek en met een roestige knars liep ze naar de stilte van het huis. In de keuken keek haar vader haar bruusk aan. “Waar ben jij nou weer geweest? Het is hier geen hotel.” Zijn ogen bleven rusten op de zwarte krantenkop die de stilte nog drukkender maakte. “Wat moet jij met die journalistenzooi? Je weet best dat we daar geen geld voor hebben. Dat komt hier niet meer in huis!” Cassandra dacht even aan de verlegen jongen die elke morgen zijn krant aan haar doorgaf. “Krantenvoer is net eten,” zei hij de eerste dag tussen de vele vrachtwagens op het industrieterrein. “Het is zo op en de restjes zijn toch maar voor de vuilbak. Lees jij hem maar.” Zwijgend schoof ze de krant over tafel. “Hitler komt onze kant uit. Je weet wat hij daarginds met de joden uitspookt.” Samuel Polak haalde zijn schouders even op. “Die man is gestoord ja, maar komt nooit onze kant uit. We zijn een neutraal land en daarbij zijn onze papieren netjes in orde. Je bent net als je moeder, die maakte zich ook druk om niets. Ze is er trouwens niet ver mee gekomen.” De stekende opmerking over haar moeder deed Cassandra even ineenkrimpen en haar zwarte ogen kregen een gesloten uitdrukking. “Ik voorspel dat hij ons allemaal kapot zal maken. Jou om mee te beginnen.” De wind huilde tussen de luiken van de ramen toen Samuels enige dochter de krant van tafel griste en de deur zo zacht dichtdeed dat het leek alsof die laatste alvast berustte in hetgeen te gebeuren stond.

Cassandra’s woorden hingen de rest van de dag in de lucht. Een nieuw jaar zal misschien het wonder brengen dat we nodig hebben, fluisterden de Nederlanders tegen elkaar. Hitler zal misschien mensen molesteren en landen doen branden, maar, beweerden ze, dat zal ons toch nooit overkomen. Met het raam wijd open voelde Cassandra een flauw zonnestraaltje op haar gezicht. De kerkklokken luidden weer. Bonk. Bonk. Bonk.

dinsdag 29 september 2009

Amore Passionate

De weergoden hadden de warmste dag van het jaar voorspeld en deze keer zaten ze er niet naast. Het zweet druppelde van Eros' gezicht. "Waarom moeten die verdomde tomaten net vandaag geplukt worden?", maar zijn vader Choas was nu éénmaal op orde gesteld. Eros hielp tijdens de vakantie altijd op de boerderij van zijn ouders, in de Italiaanse bergen. Zijn ranke bruingebrande lijf bewoog lenig tussen de tomaten. Toch veraadde niets aan zijn lichaam dat hij al een hele zomer hard gewerkt had. Eros was mooi, bloedmooi. Een adonis. Een Italiaanse god, letterlijk, in levende lijve. Hij was de jongste van drie kinderen, maar ook degene die zijn moeder Aphrodite de meeste zorgen baarde. De drie andere kinderen waren al een tijdje het huis uit, terwijl Eros braaf onder zijn moeders vleugels bleef wonen. Aphrodite had er genoeg van en was van plan zelf een vrouw voor haar zoon te zoeken. Ze kwam wekelijks genoeg geschikte kandidates tegen op de markt. Penelope was één van hen. Wat ze echter niet wist, was dat Penelope en Eros elkaar al eerder hadden ontmoet.


Eros plofte uitgeput neer onder de granaatappelboom. De laatste tomaat was eindelijk geplukt, het was een goede oogst geweest. Zijn gedachten dwaalden af naar Penelope, het was inmiddels al een week geleden dat hij haar gezien had. Penelope zag er die avond adembenemend uit. Eros dacht aan haar strakke figuur die goed uitkwam in de witte zijden jurk. Haar lange bruine lokken vielen nonchalant op haar ontblootte schouders en wipten zwierig met haar mee als ze wandelde. Hij herinnerde zich nog steeds de rozengeur die haar omhulde. Het was een zwoele nacht geweest. Hun lichamen hadden zich passioneel met elkaar vermengd. Enkel het ochtendgloren maakte een abrupt einde aan hun samenzijn. Net zoals de luide stem van zijn moeder hem uit zijn dagdroom haalde. "Eros, jongen, hier ben je!". "Kom snel, ik wil je aan iemand voorstellen!". En daar stond ze, Penelope...

hyperlinkverhaal

Teles was bang, doodsbang. Ze zat al een heel eindje vast in een donkere kelder. Hoe lang precies wist ze niet, want er waren geen ramen in het muffe kamertje en behalve het kraken van het plafond was er ook niets horen. Daar lag ze dan, met haar handen op haar rug gekneveld, pijn aan het hoofd en een knagend hongergevoel.

Wat was ze stom geweest! Hoe had ze het in haar hoofd durven halen om Hades de loef af te steken. En dat terwijl ze perfect wist dat alle mensen die dit voor haar geprobeerd hadden, het niet meer konden navertellen. Had ze maar meer haar verstand gebruikt. Dan had ze hier nooit gelegen, in de kelder van Hades. Hij is de leider van de drugsbende Underworld. Hij en zijn crew heersen al een heel eindje over de straten van Torhout en zijn berucht om hun meedogenloze acties. Met al deze gedachten en verhalen over Underworld in haar hoofd probeerde ze toch de slaap te vatten.


KNAL! Teles schrok wakker, het geluid van een schot galmde nog na in de vochtige ruimte. Haar gedachten sloegen op hol. Wat was er gebeurd, had iemand Hades van de troon proberen te stoten, of had The King weer een rivaal uit de weg geruimd, of...
Meer tijd om te denken kreeg ze niet. De deur zwaaide hard open .In de deuropening stond een man met een geweer. Teles dook inéén en probeerde weg te kruipen. De man kwam dichter en dichter. Hij stak zijn geweer in zijn heupholster en haalde een knipmes boven. Teles bleef wroeten en wrikkelen maar het haalde niet uit. De schim draaide haar op haar buik en knipte zijn mes open. Teles begon luid te gillen maar haar mond werd direct gesnoerd. Ze voelde de adem van haar aanvaller in haar nek...Hij fluisterde haar naam en plots was alle angst verdwenen.
Ze kende die stem, al had ze hem al heel lang niet meer gehoord. Het was Orpheus die ze kende van vroeger. Hij sneed de touwen rond haar handen los en hielp haar recht. Teles wilde hem omhelzen maar daar was blijkbaar geen tijd voor.
"Volg mij, " zei Orpheus en trok Teles mee aan haar hand. Ze liepen door gure gangen van het kraakpand. Overal rond hen was er gestommel en geroep. Orpheus trapte de branddeur open. De scherpe zonnestralen prikten in de ogen van Teles waardoor ze even gedesoriënteerd was.
Orpheus had dit gemerkt. Hij nam haar hand en begon te lopen. Orpheus was in opperste concentratie, hij moest en zou Teles hier veilig uitkrijgen. Hij spurtte de ziel uit zijn lijf waardoor hij de greep op Teles' hand verloor. Uit het niets kwam het geluid van gierende banden. Hij probeerde nog sneller te lopen en liet daardoor Teles los. Hij draaide zich om, zag witte lichten snel op hem en Teles afkomen. Teles bleef stokstijf staan. Haar gegil ging door merg en been. Orpheus probeerde zich om te keren om Teles te gaan redden, maar door zijn snelheid gleed hij uit op de zandige ondergrond en kwam met een smak tegen de grond terecht...

De ontmoeting

"Anahita"?! Anahita, wakker worden!"Rustig maar. Het was maar een droom. Hier, drink een slokje water. Droomde je opnieuw over ..." Anahita knikte langzaam. Marianne keek op haar horloge, nam een stoel en zette deze bij het bed. "Ik luister", zei de verpleegster. Met veel moeite trok Anahita zich recht.

Anahita was 83 jaar en verbleef nu zo'n zeven jaar in het bejaardentehuis. Marianne en de andere verpleegsters hadden heel veel respect voor haar. Anahita is een getekende vrouw, maar ondanks haar miserabel verleden, is ze de levensvreugde nooit verloren.

Hijgend holde ik de trappen op. Ik keek naar mijn horloge. Nog anderhalve minuut... De trein staat er al. Ik liep alsof mijn leven er vanaf hing. Ik duwde op de knop zodat de deuren zich openden en zette me neer op de eerste de beste zetel. Opgelucht haalde ik opnieuw adem.

Schuin over mij zit een man. Hij staarde naar me. Ik voelde me blozen. Verlegen wendde ik mijn blik af en keek uit het raam. In de weerkaatsing van het glas zag ik hoe hij nog steeds naar me keek. De man heeft geen onknap uiterlijk. Ik schat hem niet ouder dan dertig. Hij heeft pikzwart haar, donkere ogen en heeft zich al enkele dagen niet geschoren.

Terwijl ik een appel uit mijn tas nam, kruisten onze blikken. Hij toonde me zijn parelwitte tanden. Verder zei hij niks. Een half uur verstreek. Bij de eerstvolgende halte nam ik mijn tas en stapte uit. Hij volgde me.

We stonden samen voor het zebrapad te wachten tot het groene mannetje oplichtte. Ik haalde een verfrommeld papier uit mijn jaszak waarop een amateuristisch plannetje getekend stond. "Waar moet je heen?", vroeg de man. Tegen mijn verachtingen in, had hij een hele zachte stem. "De lindemanslaan", zei ik met een hese stem. "Dat is maar vier minuten stappen. Ik moet ook deze kant uit. Als je wil, loop ik wel even mee". Ik knikte met een schuchtere blik. Samen wandelden we zwijgend verder. We stopten bij huisnummer 14. Ik drukte tot drie maal toe op de bel, maar er was geen enkele beweging. "Wat nu?", mompelde ik in mezelf. "Kom je bij mij iets drinken?" vroeg hij "Ik ken niet eens je naam", zei ik op een ietwat verbaasde toon "Eros, mijn naam is Eros". Zo, nu heb je geen excuses meer. Ik woon op het eind van de straat."

Hij woonde in de penthouse van een oud appartementgebouw op de hoek. Ik keek naar een naaktportret dat aan de muur hing. Verder stonden nog heel wat schilderijen en beeldhouwwerken in de kamer. "Mooi", zei ik. Hij glimlachte. "Wijn?" "Alleen als hij zoet is", zei ik. Hij gaf me een glas. Onze vingers raakten elkaar aan. Verlegen keek ik naar de grond. Hij streelde me door mijn haren. Langzaam keek ik op, recht in zijn donkere ogen. Ik zag de lust in zijn blik. Duizenden gedachten raasden door mijn hoofd. Ares gaat door het lint als hij dit ontdekt. Ik voel hoe zijn handen langzaam naar beneden glijden. Hoh, wat een zalig gevoel... Ik heb hem tenslotte verlaten. Hij doet het bovenste knoopje van mijn blouse open. Daarna nog een en nog een. Heel langzaam. Ik voel zijn warme adem in mijn hals. Waarom ook niet? Ik grijp naar de rits van zijn broek. Stuntelig gaan we de slaapkamer in.

"Ahanita?!" "Ahanita?!"

Geen twijfel mogelijk, dit is de stem van Ares!

woensdag 13 mei 2009

Het rouwkind

Voor Paula. Dat is ongeveer de meest directe boodschap die in de hele dichtbundel te vinden is. Voor de slechte verstaanders: Paula is de overleden vrouw van Gerrit Kouwenaar. Dat overlijden verwerkt hij in Totaal witte kamer, zijn meest recente dichtbundel.

Poëzie is emotie. De beste poëzie wordt geschreven in de wildste achtbanen van hoop, verdriet, euforie, verveling. Kouwenaar’s verdriet druipt van de bundel af. De zwarte kaft en sobere indeling maken al meteen duidelijk dat deze bundel geen plezierreisje zal worden. Ook inhoudelijk zal deze bundel zich zwaar weemoedige profileren. Kouwenaar ligt overhoop met de woorden, worstelt met zijn gevoelens en wil vooral niet dat iedereen zich zomaar kan inleven in zijn gevoelens.

Daarom trekt hij een muurtje op. Een poëziebundel is een kind dat men baart. Kouwenaar wil nog een laatste kind van zijn vrouw. Hij doet er alles aan om het zo goed mogelijk voor te bereiden op de boze wereld, maar eens het daar is, glijdt het van hem weg. Het loslaten van een kind is even moeilijk en onvermijdelijk als het loslaten van zijn vrouw. Als je een dichtbundel uitbrengt, sta je in je blootje in het zicht van iedereen. Het kind dat moeizaam geboren is uit zijn rouw, mag niet voor iedereen zichtbaar zijn.

Grind dat men kust met zijn zolen, kind
dat men struikelde, naliet, verstrikt in een foto

Daarom pakt Kouwenaar het iets subtieler aan. Zijn dichtbundel stoot elke leek af die niet bereid is om in zijn wereld te komen, om zijn rouw te delen. Dit is geen werk dat je zomaar leest, je moet werkelijk een inspanning leveren om ervan te mogen genieten. Het muurtje dat hij optrekt om zich minder bloot te geven, moet je slopen. Niet alleen de kaft stoot elke koude, willoze ziel af, ook de poëzie zelf is een langgerekt mysterie.

Maar een kind betekent ook toekomst. Het kind van de rouw heeft ook een toekomst, heeft ook vooruitzichten. Na rouw komt (her)opbouw. Het kind staat in het voorjaar van z’n leven.

Eindelijk voorjaar, juichte de vlier in de bloei
van zijn leven nadat zijn verkankerde stamvader
die winteravond in stilte verast was

Terwijl het kind in de lente van z’n leven zit, bevindt Kouwenaar zich in de winter, het einder der tijden, zijn vrouw achterna. De dichtbundel smelt de sneeuw uit zijn winter, als een zon die een laatste verwoede poging doet om hoop te brengen.

Schrijf de winter staat stil, lees een dag zonder dood
spel de sneeuw als een kind, smelt de tijd
als een klok die zich spiegelt in ijs
(…)
de zon op de sneeuw, het kind in de slee
het dichtgewaaid spoor, de onleesbare dood –

Kouwenaar schrijft dan wel hermetisch, de beelden schetsen een duidelijk contrast. De boodschap bevindt zich niet in de zinnen, maar je vindt hem terug in de woordkeuze en de beeldspraak.

Liggend in zwart in de helderste kamer
bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent
vult men gedwee zijn inhoud met leegte.

Het zwart-wit contrast druipt van de bundel af. Inhoud tegenover leegte, lente tegenover winter, donker tegenover helder,geboorte versus dood. Daar zit de kern van de bundel: in het contrast. Het leven zit vol contrasten, dus na rouw komt logischerwijs heropbouw. Dat is toch waar de dichter op hoopt. Wat op het eerste zicht een donkere, weemoedige bundel lijkt te zijn, is eigenlijk een expressie van hoop.

Kouwenaar zet iedereen op het verkeerde been met zijn bundel. Hij schrijft heel ontoegankelijk, zijn zinsbouw, enjambement en lay-out stoten de lezer af. Hij eist dat je dieper graaft in zijn poëzie, hij laat je niet zomaar toe in zijn wereld van verdriet. Hij geeft je toch een kans door zijn sprekende woordkeuzes en beelden van contrast. Daaruit blijkt hij heel hoopvol te zijn. Totaal witte kamer is een bundel die zich niet laat lezen, die van zijn lezer enig doorzettingsvermogen en goeie wil toont. De dichter wil zijn gevoelens delen, maar niet met lezers die niet bereid zijn om hem te begrijpen.

dinsdag 12 mei 2009

I am still right here...

I wear this crown of thorns
upon my liar's chair
full of broken thoughts
I cannot repair
beneath the stains of time
the feelings disappear
you are someone else
I am still right here

(Johnny Cash, Hurt)

Het is gek om brieven te lezen die niet aan jou gericht zijn, een beetje onbeleefd ook want het hoort niet, maar het weet te plezieren. Er wordt verteld wat jij niet hoeft te horen, wat twee mensen elkaar te zeggen hebben, als niemand anders het horen kan.

Eenzelfde gevoel overvalt me bij het lezen van Gerrit Kouwenaars bundel Totaal witte kamer. Het boekje bestaat uit vier delen met gedichten opgedragen aan zijn overleden vrouw Paula. Het mag daarom niet verwonderen dat de meeste, en de betere, gedichten handelen omtrent afscheid nemen, herinneringen oprakelen, het rouwen en het wederom opnemen van het gewone leven…

De wondermooie opener Een nadag lijkt hoop te geven, na regen komt zonneschijn, maar maakt meteen duidelijk dat alles anders is voor de oude dichter zo zonder zijn vrouw, de zon schijnt anders.

Het moest er eenmaal van komen dat men alles
al kende, dat weer overal gras mokte
waar het ontzegd was, dat de mondige heg
het uitzicht benam, de bijl moest ontslepen
...
en dat men het koud had en vlees at
en dat het vless niet meer smaakte en het vuur
zich ontstak en de muren zich warmden -


Vooral in de acht gedichten van het onderdeel Totaal witte kamer wordt Kouwenaar heel persoonlijk en ontleedt hij minutieus, maar oh zo teder, zijn verlies. Het is het schrijven van een man die zich vastklampt aan die laatste mooie herinneringen, vooraleer ook die vervagen tot schimmen in de mist der tijd.

Waar geurde je toen naar, toen, het was
Een woord dat er niet was, zomersneeuw, zweem
Van lichtweefsel, mondstilte, honinggras
(Woorden als deze)

Je bent zo volledig alom afwezig, zozeer
In verhangen kleren onteeuwigd
(Niet geschreven)


Het zijn maar enkele verzen uit Totaal witte kamer, die stilte afdwingen.

Er zal bemerkt worden dat Kouwenaar het zijn lezer veel te moeilijk maakt; dat zijn zinnen een loopje nemen met de logica van de semantiek, en dat de enjambementen alles behalve bevorderend zijn bij het lezen. En deze bemerkingen kloppen, want Kouwenaars gedichten lezen niet makkelijk, maar dat is goed zo, want pijn en verdriet werken beter moeilijk.

Zijn er dan geen minpunten aan deze bundel? Jawel, gedichten als Parkwandeling of A happy childhood passen inhoudelijk minder bij het deeltje Totaal witte kamer en breken ‘de feeling’ daarvan enigszins. Sommigen zullen dit als een positief iets beschouwen, het kan tenslotte niet enkel kommer en kwel wezen, doch hun mening deel ik niet; een groots thema als de dood dat zich zo moeilijk laat bevatten, maar dat hier zo eerlijk, intiem en weinig dramatisch aan bod komt, heeft geen nood aan uitstapjes naar her en der.

Wanneer ik Gerrit Kouwenaars gedichten lees, besef ik dat deze er eigenlijk niet voor mij zijn. Het zijn briefjes en bedenkingen van een dichter gericht aan zijn vrouw, het zijn de allerlaatste dingen die hij nog wou zeggen, als hij daartoe de kans kreeg, en als niemand anders het horen kon. Maar anderzijds weet het lezen ervan me te plezieren, plezieren door de schoonheid van het treurniswekkende, en het doet me bedenken dat het leuk zou zijn moesten er bibliotheken zijn daarboven. En als die er zijn, daar in de hemel, en als Kouwenaars vrouw er deze gedichten leest, dan zal zij dit moeten erkennen: wat heeft die man van mij me toch oprecht graag gezien. En dat moet het grootst mogelijke compliment zijn, dat Kouwenaar met deze bundel kon bekomen.

woensdag 6 mei 2009

Peerevaluatie poëzierecensies


Lees minstens drie poëzierecensies van je collega's en geef in een reactie bij hun artikels jouw mening over vorm en inhoud. Plaats als reactie op dit bericht je top 3 met een korte duiding.

Peerevaluatie columns


Lees minstens drie columns van je collega's en geef in een reactie bij hun artikels jouw mening over vorm en inhoud. Plaats als reactie op dit bericht je top 3 met een korte duiding.

dinsdag 5 mei 2009

Romantische wereldleiders

In alle kranten konden we onlangs lezen dat het presidentiële koppel Michelle en Barack Obama nog eens tijd had voor een romantisch diner, voor het eerst sinds de eedaflegging van manlief trouwens. Eindelijk plaats voor romantiek in het Witte Huis, dat moest ervan komen. Het perfecte koppel (de succesvolle man gesteund door de sterke vrouw) zat al lang op droog zaad. Het moest ervan komen. Straks zou de überintelligente Amerikaanse bevolking nog gaan denken dat er iets aan de hand was, terwijl Barack het eigenlijk gewoon te druk had met het regeren van de wereld.
Er is altijd plaats voor romantiek, zelfs in het Witte Huis. Zo ook bij de Berlusconi’s. Silvio is waarschijnlijk de meest romantische wereldleider die ik ken. Die Italianen zijn een onvoorspelbaar vat vol emoties, en ongetwijfeld is Berlusconi een man met romantische uitbarstingen. Jammer voor zijn vrouw dat die uitbarstingen altijd plaatsvinden bij andere, bij voorkeur welgevormde jonge vrouwen. Begrijpelijk dat ze wil scheiden. Anderzijds ook begrijpelijk dat Berlusconi de eerder vernoemde deernen ministeriële verantwoordelijkheden wil geven. Geef hem eens ongelijk.

Toen de man in kwestie gepolst werd naar zijn nogal controversiële aanbevelingen voor de Europese verkiezingen, antwoordde hij dat de babes goed waren voor het imago van Italië. Ik kan me voorstellen dat het voor de vaderlandse vertegenwoordigers een aangename afwisseling zal zijn ten opzichte van onze lokale politieke babes, zoals daar zijn Mieke Vogels, Hilde Crevits, Joelle Milquet en Inge Vervotte.
Wat zou ik graag zo’n berlusconi in onze Wetstraat zien regeren om ons imago wat meer pit te geven. De stoten van parlementaire nar Dedecker zijn gebedjes in vergelijking met de uitspraken van de Italiaanse premier. Zo complimenteerde hij zijn romantische collega Obama dat hij ‘mooi, jong en gebruind’ is. Of wat dacht u van deze: na de aardbevingen in Abruzzo liet de premier optekenen dat de slachtoffers in tentenkampen hun verblijf maar moesten beschouwen als een weekendje kamperen. Verder noemde hij de moslims onbeschaafd, en de linkse stemmers geestelijk gehandicapt. Naast Dedecker moeten we ook Open VLD krediet geven voor hun pogingen om ons parlement wat Berlusconiaans te maken. Zo werd het nieuws dat Annelien Coorevits in de partijlijst werd opgenomen alvast op gejuich onthaald bij de Belgische fans van Berlusconi.

maandag 4 mei 2009

Belladonna


Laatst ging ik naar De versie Claus kijken, een monoloog van Josse de Pauw over het leven van Hugo Claus. Je kent hem wel, die beroemde Vlaamse schrijver. Hij schreef bijvoorbeeld Het verdriet van België. Een boek dat ik niet las, maar waarvan ik de titel bewonder. Zo mooi en zo welklinkend. Zo zelfzeker ook; immers, welke recensent zal destijds niet even met de gedachte gespeeld hebben om een stukje te schrijven onder diezelfde titel? Het theaterstuk was saai, langdradig, doch uitermate boeiend en onderhoudend. Tja, wat moet je jezelf daar nou bij voorstellen? De versie Claus dus. Prompt na de voorstelling, en nog in een enthousiaste bui van bewondering verkerend voor die Clausfiguur, besloot ik eveneens schrijver te worden. Boeken schrijven, boeken verkopen, beroemd worden, belezen lijken… Prachtig toch? Thuis aangekomen plaatste ik mijn laptop op mijn schoot, werd stilletjes aan impotent, en dacht na over een geschikte verhaallijn. Omdat een boek schrijven een werk van lange adem is, was ik niet ontmoedigd door het plotse gebrek aan inspiratie dat me net nu overviel. Alsof Hugo Claus daar nooit mee worstelde… Of Arnon Grunberg. Je kent hem wel, die beroemde Nederlandse schrijver. Hij schreef bijvoorbeeld Tirza. Een boek dat ik ooit las, maar waarvan ik naderhand verlangde het nooit gelezen te hebben. Zo nietszeggend. Zoveel pagina’s, om zo weinig te vertellen. Als ik laatst De versie Grunberg had gezien, ik was niet eens schrijver geworden. Meer zelfs, als schrijver behoed ik mij ervoor ooit naar De versie Grunberg te gaan kijken, want ik zou weleens prompt na de voorstelling een andere eervolle stiel willen beoefenen, die van kunstschilder bijvoorbeeld, of van zebrapadtekenaar. Thuis straalde mijn laptop nog steeds zoemend zijn warmtegolven door naar mijn bovenbenen, het licht van het scherm flikkerde in mijn ogen en hoewel dit geen politiekcorrect werkwoord is, gebruikte ik het toch in een veel te lange zin, want ik kon mij beroepen op datgene wat men de dichterlijke vrijheid noemt. Maar welk werkwoord ik ook zou gebruiken, het wijzigde niets aan het feit dat er door de scherpe flikkering van het computerscherm bolle tranen uit mijn ogen rolden, en pardoes ploften, op de grond tiens. Schrijver zijn, het is niet weggelegd voor de wekere mossels onder ons. Mijn gebrek aan inspiratie, die ik onderwijl als een writer’s block bestempelde, hinderde mij mateloos: op die manier zou ik natuurlijk nooit een boek publiceren. De schoonschrijverij even laten voor wat ze was, de geest zijn rust gunnen, pauze nemen dus. Ik nam een krant, en las een column, zo eentje van Herman Brusselmans. Je kent hem wel, die bekende Vlaamse schrijver. Hij schreef bijvoorbeeld Iedere zondag sterven en doodgaan in de week. Je ziet, schrijver zijn, het is waarlijk niet weggelegd voor de wekere mossels onder ons. Ik las ooit meerdere boeken van die Brusselmans, maar nu niet meer. Nu lees ik zijn columns. Ik besloot prompt er zelf eentje te schrijven. Over waarom ik schrijver werd, over Hugo Claus, de heerser, en over Arnon Grunberg, de schlemiel, ik liet niet na Brusselmans te vernoemen, want hij spoorde mij aan tot het columnschrijven. Ik beschreef hoe de genoemde Vlaamse schrijvers succes hadden bij het mooiere geslacht, dat zij zo treffend schoon wisten te portretteren. Ik beschreef de beeldige vriendin die ik beminde, en de literaire kwaliteiten die ik ontbrak. Ik beschreef het allemaal in die column en bedacht toen de titel Belladonna.

zondag 3 mei 2009

Liefde in zwart-wit

Toen ik mij gisteren in verfwinkel Colora bevond (om mijn ouders te helpen bij het uitkiezen van enkele nieuwe kleuren voor de woonkamer), viel mijn oog op een groot aantal dozen witte verf, in de aanbieding. “Waarschijnlijk gaat het om een overaanbod dat men maar niet verkocht krijgt”, dacht ik meteen bij mezelf.
Toen ging bij mij een lampje branden. Ik begaf me onmiddellijk naar de sales manager (zo heet dat tegenwoordig) van Colora en zei: “Meneer, ik heb een schitterend idee om al die witte verf zo snel mogelijk verkocht te krijgen.” “Wat mag dat dan wel zijn, jongeheer?”, sprak de vriendelijke man mij meteen toe. “Heel eenvoudig”, antwoordde ik, “een reclamecampagne opstarten aan de hand van een heel bekend gedicht van één van mijn favoriete auteurs, Gerrit Kouwenaar. Dat gedicht gaat ongeveer zo:”

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –


“Hmm, niet slecht, waarom heb ik dat idee zelf niet bedacht?”, zei hij meteen.
Ongelofelijk, maar waar… na exact één uur was alle witte verf uitverkocht! Als beloning kregen mijn ouders, gratis en voor niets, alle verf die ze nodig hadden om de woonkamer te schilderen!
Vanmorgen nog belde de PDG van Colora Oostende mij op: “Meneer Casier”, zei hij, “U hebt ons gered van het faillissement. Hoe kunnen wij u ooit bedanken?”. “Och, beste man”, antwoordde ik bescheiden, “Bedank liever Gerrit Kouwenaar. Hij heeft de bundel Totaal witte kamer immers geschreven, niet ik!”
En zo leefden de uitbaters van verfwinkel Colora nog lang en gelukkig!

Elk sprookje bevat een moraal. De moraal van dit sprookje is: de gedichten van Gerrit Kouwenaar zijn (sommige althans) heel aangrijpend, als je tussen de regels leest. Poëzie in zijn puurste vorm, om het in vijf woorden te formuleren.

Hoe contrasterend, een zwarte kaft met daarop de titel: Totaal witte kamer. Pas toen ik te weten kwam dat Kouwenaar de dichtbundel schreef na de dood van zijn vrouw, werd de bedoeling mij duidelijk. Een zwarte (symbool voor de dood) achtergrond met een witte (symbool voor hoop) tekst… het doet me eigenlijk denken aan de actie van koningin Fabiola: een witte outfit dragen op de begrafenis van haar echtgenoot, onze geliefde koning Boudewijn.

De bundel Totaal witte kamer, die in 2002 verscheen, bestaat uit 27 gedichten. Moderne gedichten, zo kunnen ze we wel noemen. Opvallend immers zijn de telkens wisselende regel- en strofelengte en het ontbreken van rijm en leestekens, behalve dan het gedachtestreepje, waarmee de auteur bijna alle gedichten afsluit. Alsof Kouwenaar zich telkens afvraagt: “Hmm, zou ik m’n gedicht hier al beëndigen, of nog even doorgaan?”

Kouwenaars dichtbundel is best wel aangrijpend, maar o zo moeilijk toegankelijk voor de massa. Om zijn gedichten echt te begrijpen, moet je wel eens tussen de regels lezen (zoals ik al had vermeld), maar moet je eerst en vooral over enige voorkennis beschikken.
Toen ik Een glas om te breken voor het eerst las, dacht ik: “Wat een onzin is dit?”
Voor ik aan de volledige dichtbundel begon, had ik me dan ook voorgenomen om mij eerst even te informeren over het leven en werk van Gerrit Kouwenaar. Zo kwam ik o.a. tot de vaststelling dat hij vroeger toneelstukken heeft vertaald, o.a. van Bertold Brecht en Jean-Paul Sartre. Laat ons hopen dat die toneelteksten iets toegankelijker waren voor het grote publiek dan de meeste van zijn dichtbundels! Want wat moet iemand zonder enige voorkennis zich immers voorstellen bij het lezen van volgend gedicht:

Liggend in zwart in de helderste kamer
bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent
vult men gedwee zijn inhoud met leegte

omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel
omdat taal moet ontleven moet men ontbinden
lidwoorden longen lipletters speeksel

iets dat hier klopt is meer dan een stilte
uren herhalen zich zonder beginnen
het ogenblik zoekt een glas om te breken –


Hoe kun je in godsnaam je inhoud gedwee met leegte vullen? Of volmaakt bevatten wat het afschrift onteigent? Het zijn één van de vele vragen die Jan met de pet zich wellicht zou stellen!

“Och, die dekselse Gerrit”, dacht ik een aantal keer bij mezelf toen ik z’n gedichten las. Je verdriet op zo’n zeemzoete manier kunnen uitdrukken... het is een gave die maar weinigen gegeven is!

zaterdag 2 mei 2009

Rouwen in stijl

‘Totaal witte kamer’ of ‘Chambre totalement blanche’ is een dichtbundel van Gerrit Kouwenaar, vertaald uit het Nederlands door Pierre Gallissaires en Jan H. Mysjkin. De bundel verscheen in het najaar van 2002. Gerrit Kouwenaar koos de aangrijpende titel ‘Totaal witte kamer’. De link met de dood van zijn vrouw Paula is bij de titelkeuze niet ver te zoeken.

De zwarte kaft met de kille blauwe en witte letters vormt een echte eyecatcher. Via het kleurenspel licht Kouwenaar al een tipje van de sluier op waarover deze dichtbundel gaat. De zwarte kleur staat symbool voor de dood terwijl het blauw de kilte van zijn eenzaam bestaan uitdrukt. De witte letters bieden de dichter een hoopvol toekomstperspectief aan. Het vierkant is een openstaande deur die de lezer uitnodigt om de dichtbundel en het leven van Kouwenaar binnen te stappen.

De waardering voor zijn dichtbundel ‘Totaal witte kamer’ liet niet lang op zich wachten. In 2004 mocht Gerrit Kouwenaar de Karel Van de Woestijneprijs in ontvangst nemen. Daarnaast kreeg hij ook de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie 2005 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL). Deze dichtbundel liet ook de jury van de VSB-poëzieprijs niet koud.

Dit meermaals bekroonde werk bestaat uit vier grote delen: ‘een glas om te breken’, ‘vier variaties bij een drieluik’, ‘tussentijds’ en ‘totaal witte kamer’. Het eerste deel, ‘een glas om te breken’, verscheen voor het eerst in 1998 ter gelegenheid van Kouwenaars 75ste verjaardag. Pas in 2002 werd dit deel aangevuld met de drie andere delen.

De nu 86-jarige Kouwenaar schreef de gedichten naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw. In ‘Totaal witte kamer’ omschrijf hij op een stapsgewijze poëtische manier de delen van het rouwproces die hij doorloopt. Dat proces verloopt met vallen en opstaan. In zijn gedichten omschrijft Kouwenaar welke leegte zijn vrouw achterlaat en hoe hij probeert verder te leven zonder haar. Hij probeert via zijn gedichten haar dood een plaats te geven en wil zonder haar te vergeten een nieuw hoofdstuk in zijn leven beginnen.

In deze dichtbundel neemt Kouwenaar de lezer mee in zijn web van mijmeringen over zijn leven met Paula, over de dood, over rouw en over de vergankelijkheid van alles wat bestaat. In deze voorbeelden staat de vergankelijkheid van ‘het vlees’, zijn vrouw Paula, centraal.
‘… in het vlees dat bestaat als sneeuw voor de zon’
‘het vlees nog onsterfelijk’


Ik hou enorm van de manier waarop Gerrit Kouwenaar schrijft. Zijn formuleringen zijn erg realistisch en doen je vaak naar adem snakken. Het is gemakkelijk om de handelingen en de plaats waar de gedichten zich afspelen, visueel voor te stellen. Je krijgt een helder beeld van wat er in de auteur omgaat door de manier waarop hij de gebeurtenissen en zijn gevoelens omschrijft in het gedicht ‘Toen wij’.
‘Toen wij onze handen over ons hart streken
weet je nog hoe het klopte, hoe onze helften
eensklaps weer waar waren, woorden bij kaarslicht’

‘… , wij waren tevreden
zo liggend in wat wij bezaten, het ogenblik
dat ons omarmde, viel toen de tijd in’


De lezer kan gemakkelijk de kern uit de gedichten halen zonder de versregels tot op het bot te ontleden. De gedichten van Kouwenaar zijn zowel voor de geoefende lezer als de literaire leek toegankelijk. Dit is vast en zeker een van de redenen waarom Kouwenaar geliefd is bij het brede leespubliek.

Kouwenaar wekt gevoelens op bij de lezer door op een sublieme manier te spelen met taal en stijlfiguren. De enjambementen zorgen ervoor dat de honger van de lezer niet gestild wordt. Je wil verder lezen om zo dieper te graven in de gevoelswereld van Gerrit Kouwenaar. De sterke ritmiek en de opsommingen in de gedichten zorgen ook voor meer emotionele diepgang. In het gedicht ‘gemompel’ treden deze kenmerken op de voorgrond.
‘nu vogels in grote getale, zwartwolken verhalen
die de verte afschrijven, dichtvouwen als een krant’


Met de krachtige woorden ‘zwart is de mode’ sluit Kouwenaar zijn rouwproces af. Het is genoeg geweest, hij is klaar om verder te gaan. De dichter deelt zijn levenservaring met de lezer. Hij wil de lezer doen stilstaan bij de kleine dingen van het leven want voor je het weet zijn ze weg. Alles vergaat, dus geniet van elk moment.

vrijdag 1 mei 2009

Mama, mag ik ook zo'n groen masker?

Gevogelte achter slot en grendel. Duizend kippen geslacht na mogelijk geval van vogelgriep. Wat is hier nog vreemd aan?

Al decennia lang waarschuwen virologen voor een nieuwe grieppandemie. En wie weet, misschien krijgen ze eindelijk gelijk. In Mexico heerst tegenwoordig een agressieve varkensgriep die al het leven eiste van 103 mensen. Ook de Verenigde Staten bleven niet gespaard. Zo zijn er in New York al veertig gevallen vastgesteld. Het zou gaan om leerlingen die een schooluitstap maakten naar Mexico. Waarom zijn die verre schoolreizen ook al weer nodig? Oh ja, om een dodelijke varkensgriep op te lopen.

Nu de ziekte Europa heeft bereikt, worden wereldwijd maatregelen getroffen. Ook België neemt hieraan deel. Op de luchthaven van Zaventem worden folders uitgedeeld. Maar wees nu zelf eerlijk, wat is het eerste dat je doet als je een folder in handen krijgt? Inderdaad, in de dichtstbijzijnde vuilnisbak gooien. Bovendien vindt de reisorganisator Joker het niet nodig om hun bezoek aan Mexico – City te schrappen. Joker was zo vriendelijk om te melden dat de groep toeristen het goed stelt. Ze krijgen zelfs mondmaskers aangeboden!

Hoewel er nog geen gevallen bij ons werden vastgesteld, is het toch nodig om in te grijpen. Het is tijd dat regeringspartijen ophouden met het voeren van onnodige discussies. Ze moeten de handen in elkaar slaan en een gezondheidsplan opstellen.

Beter voorkomen dan genezen!

Een blik op de pijn en het geluk van liefde

Gerrit Kouwenaar is een 74-jarige Nederlands dichter die nog steeds bruist van inspiratie. Voor zijn dichtbundel ‘Totaal witte kamer’ ontving hij in 2004 de Karel Van de Woestijneprijs.

Gerrit Kouwenaar scheef ‘Totaal witte kamer’ na het verlies van zijn vrouw, aan wie hij de dichtbundel opdroeg. De titelkeuze symboliseert een nieuw begin: een leven zonder zijn vrouw. De witte titel contrasteert met de zwarte cover. De tegenstelling onschuld (wit) en dood (zwart) kan hier moeilijk over het hoofd worden gezien. Opmerkelijk is het vierkant dat centraal op de cover pronkt. Het is net een venster waardoor je kan binnenkijken in een kamer. Als het ware een raam dat de lezer een blik gunt op de dichtbundel.

De opbouw van de bundel kan je vergelijken met een drieluik. Ten eerste heb je de gedichten die horen bij de titel ‘Een glas om te breken’. Hiermee wil de dichter waarschijnlijk verwijzen naar de spanning die de dood teweeg brengt. Ten tweede zijn er de gedichten waarbij hij terugdenkt aan het verleden maar beseft dat hij verder zal moeten gaan met zijn leven.
Ik ben vastgelegd aan een heden
maar draag een verleden naam
Deze gedichten krijgen de titel ‘Tussentijds’. Ten derde heb je de gedichten die vallen onder de titel ‘Totaal witte kamer’. Met dit deel begint Gerrit Kouwenaar als het ware met een schone lei. De bovenbeschreven opbouw symboliseert het rouwproces dat de dichter heeft doorlopen.

‘Een nadag’ is één van de gedichten die je terugvindt in de bundel. De dichter verwijst met dit gedicht naar de vergankelijkheid. Ooit leken bepaalde zaken zoals ouder worden, aftakeling en sterven zo ver weg. Nu is echter het moment gekomen waarop deze alom aanwezig zijn. Als lezer kan je sporen terugvinden van het centrale thema: de dood. Zo schrijft Gerrit Kouwenaar een verwijzing naar het cremeren neer. ‘…het vuur zich ontstak en de muren zich warmden.’ Ook verwijst hij naar de kilte die zijn vrouw nalaat en hoe onaangenaam hij het vindt om zonder zijn vrouw verder te leven. ‘…en dat men het koud had en vlees at en dat het vlees niet meer smaakte…’ Woorden zoals ontslapen en ontzeggen zijn niet vreemd in deze bundel. Het thema dood zit in deze woordkeuze. Met behulp van het voorvoegsel –ont neemt de dichter telkens iets van het woord weg.

Het moest er eenmaal van komen dat men alles
al kende, dat weer overal gras mokte
waar het ontzegd was, dat de mondige heg
het uitzicht benam, de bijl moest geslepen

dat men op een nadag de verte terugzag
dat de verte nabijer dan ooit was
dat men het jaar van de dag was vergeten
dat het huis zich verwoond en ontvreemd had

dat men in zijn ingewand inbrak, het bed
ontslapen gereed lag, de kamer geleegd was
zich nog eenmaal voorgoed voor het eerst zag

en dat men het koud had en vlees at
en dat het vlees niet meer smaakte en het vuur
zich ontstak en de muren zich warmden

Sommige strofen uit de gedichten doen denken aan taferelen uit één of ander schilderij van Jeroen Bosch. (Een voorbeeld hiervan zijn de laatste twee strofen van het gedicht ‘Een nadag’.) De pijn die de dichter voelt zit verstopt tussen de regels. Naarmate je als lezer vordert in de bundel maakt deze pijn plaats voor liefdevolle herinneringen aan zijn vrouw. Gerrit Kouwenaar stopt deze herinneringen weg in zijn dichtbundel. Als lezer krijg je de kans om de pijn en het geluk van zijn liefde te lezen. ‘Totaal witte kamer’ is een prachtig staaltje poëzie die zeker en vast de Karel Van de Woestijneprijs heeft verdiend.

Kapers op de kust


Eindelijk heeft het Belgisch leger weer iets om handen. De militairen zullen worden ingezet om de schepen van Belgische rederijen te beschermen tegen de piraten voor de kust van Somalië. Wat een goede oplossing van de regering. Die Pieter De Crem is toch echt wel een goede minister van Defensie. Er is echter een klein minpuntje: het prijskaartje voor deze missie is 115 000 euro per schip per week. De reders moeten dit zelf betalen.


Dan vraag ik me af waar dit geld naartoe gaat. Naar een privéfeestje van De Crem in New York? Of verdient een job in het Belgische leger echt zoveel? Ik dacht het niet. Defensie is bereid om maximum 8 militairen mee te sturen per schip. Die zijn binnen de 48 uur inzetbaar. Die militairen worden sowieso al betaald door de overheid. Ze krijgen ook hun maaltijden van de overheid. Wapens hebben we in overvloed, want in België heeft het leger die toch bijna nooit nodig. Hoe komt De Crem dan in godsnaam aan 115 000 euro? De prijs voor de veiligheid van Belgische burgers is hoog. Toch zeker voor de matrozen. Andere mensen die in nood zijn worden gratis geholpen. Denk maar aan de reddingsacties bij overstromingen. Het leger biedt kosteloos hulp en zandzakjes aan. Of er wordt een peloton naar het Midden-Oosten gestuurd, maar de Belgische scheepslui moeten 115 000 euro betalen als ze veilig voor de Somalische kusten willen passeren. Dat is namelijk het werkterrein van de piraten.


Ik heb het hier niet over piraten met een houten been en een ooglapje, maar over georganiseerde groepjes Afrikanen die een schip kapen. Ze gijzelen de bemanning en het schip. Enkel als er genoeg losgeld betaald is, laat men het schip verder varen. Er valt hier blijkbaar veel geld mee te verdienen. Piraterij is niet meteen een nieuw verschijnsel. Dit gebeurt al sinds de uitvinding van de boot. Zeerovers vierden hoogtij in de 16e, 17e en 18e eeuw. Dit had natuurlijk alles te maken met de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika. We kennen allemaal wel de tot de verbeelding sprekende namen als Zwartbaard, Barbarossa en Calico Jack. Nu staat het individu van de moderne piraten niet meer zo op de voorgrond, toch strijden ze nog steeds naar eenzelfde doel: geld. Het is misschien wel eens interessant om te kijken hoe ze vroeger omgingen met piraten. Wel, elke zeerover die gevat werd, kreeg de doodstraf en liefst zo snel mogelijk. Zo zijn er gevallen bekend van piraten die zelfs nog aan de mast van hun eigen schip werden opgehangen. Zulke straffen zouden waarschijnlijk de huidige piraten al wat afschrikken. Al is de doodstraf vandaag niet echt meer van toepassing of toch ten minste door de meeste landen niet meer aanvaard. In de nieuwe tijd waren er ook enkele piraten in opdracht van de regering. Zij dienden als een soort van kustwacht die instond voor de veiligheid van de schepen. Net zoals de Belgische militairen nu ook zouden doen.


Mocht Pieter de Crem het leger nu nog eens gratis of tegen een klein betaalbaar bedragje meesturen met de schepen zou iedereen tevreden zijn. De matrozen kunnen hun goederen veilig leveren. De militairen mogen nog eens op missie gaan en hebben iets om handen. Enkel de kapers zouden er niet wel bij varen.

Moeilijk gaat ook


Gerrit Kouwenaar – Totaal witte kamer
‘Moeilijk gaat ook’ moet Gerrit Kouwenaar gedacht hebben bij het schrijven van de bundel Totaal witte kamer. En ik heb het hier niet over de campagne van Open VLD. De bundel bevat namelijk enkele gedichten die op een zodanig gecompliceerde manier geformuleerd zijn, dat ze je doen denken aan de Belgische grondwet.
Om dit even te illustreren, gebruik ik het gedicht parkwandeling dat op pagina 27 staat.

parkwandeling

Zo betrapt men de jaren, levensloop, ademnood, voet
stap na voetstap, verloren, ontlopen

grind dat men kust met zijn zolen, kind
dat men struikelde, naliet, verstrikt in een foto

bomen die namen ontvlezen, maanzieke honden, sterf
grage vrijgeesten, braakplekken, wanhopen

ingangen uithekken die nergens op sluiten, wan
vrucht van vrijheid, ruiker van uitwas, uit
vlucht van doden-

Wel, zo betrap ik Kouwenaar op een onsamenhangende, saaie opsomming. Het is zelfs moeilijk om dit gedicht -als ik deze tekst al zo mag noemen- in één keer uit te lezen. Tegen het einde van de laatste strofe weet je bijgod niet meer waar de eerste zin om draait. En hoe kan men in hemelsnaam een kind struikelen. Voor zover ik altijd geleerd heb, kan je niet iemand struikelen. Dan stel ik me nog de vraag wat een uithek is. Ik vermoed dat Kouwenaar hiermee een uitgang bedoelt. Uitgang klinkt misschien minder poëtisch, maar is tenminste voor iedereen verstaanbaar. Hij probeert het gedicht dan nog wat te verbloemen door een vorm van enjambement. Dit ervaar ik eerder als storend en hierdoor wordt het nóg ingewikkelder. De enige mooie zin in dit samenraapsel van woorden is ‘grind dat men kust met zijn zolen’. Hieruit begrijp ik dat iemand zachtjes over een grindpad wandelt. De auteur kan dan toch op een eenvoudige manier iets moois zeggen. Spijtig genoeg is de rest van dit gedicht nonsens, net zoals 90% van de gedichten die in Totaal witte kamer zijn opgenomen.

Ook de cover van de bundel nodigt niet echt uit tot lezen. De volledig zwarte kaft met als enige lichtpuntje een wit vierkant is niet meteen een creatief hoogstandje te noemen. Je kan dit natuurlijk makkelijk verklaren als je weet waarom deze bundel geschreven is. Kouwenaar pende deze gedichten namelijk neer naar aanleiding van de dood van zijn vrouw. Dit was ongetwijfeld een tragische gebeurtenis voor hem en voor een dichter is het dan ook vanzelfsprekend dat hij dit overlijden via poëzie probeert te verwerken. Als je deze achtergrondinformatie weet, is het makkelijker om de gedichten te begrijpen. Dit maakt ze daarom niet minder ingewikkeld. Nu kunnen we ook de cover van het boek even ontleden. Een volledig zwarte kaft, het kleur van de rouw, met daarin de witte kamer waar het lichaam van zijn vrouw enkele dagen bewaard werd. Ik ben echter van mening dat een lezer niet op de hoogte moet zijn van het persoonlijk leven van een auteur als hij een dichtbundel wil lezen. Een goed gedicht kan op zichzelf bestaan en moet duidelijk zijn. En hieraan voldoen de gedichten van Kouwenaar niet. Hij had misschien wel een inleiding kunnen schrijven in de bundel. Dit zou zeker helpen om de gedichten of toch tenminste de situatie die aan de gedichten voorafging te verklaren. De bundel wordt dan ook op zijn beurt toegankelijker.

Zoals ik al eerder zei, vind ik 90% van de gedichten in Totaal witte kamer klare nonsens. Dan blijft er nog altijd 10% over die ik wel weet te smaken. Op pagina 24 vind je bijvoorbeeld dit gedicht:

4

Men kijkt naar binnen in een vertrek
men schrijft een vrouw die een kous aantrekt

de nylonkous bevingert haar huid
trekt zij hem aan of trekt zij hem uit

trekt zij hem uit of trekt zij hem aan:
de kunst is op het punt van ontstaan-

Dit is een kort gedicht dat rijmt. Tijdens het lezen heb je ongetwijfeld het ritme van de verzen gevoeld. Het is ook duidelijk waarover het gaat. Kouwenaar kan blijkbaar toch een mooi, eenvoudig gedicht schrijven over een banaal iets. Spijtig genoeg bevat de bundel niet meer van deze dichtwerkjes.

Een rode draad doorheen zijn werk is het gebruik van het onbeduidende ‘men’. Onder dit woordje kan je heel wat verstaan: zijn vrouw, de mensheid, de pers …? In Totaal witte kamer bedoelt hij met ‘men’ zichzelf. Hij probeert op deze manier zijn eigen gevoelens te veralgemenen, wat ervoor zorgt dat de gedichten heel wat koeler en afstandelijker overkomen. Dit is wel een originele benadering van het thema ‘de dood’. In de meeste poëzie probeert men de mensen juist de emotionele intensiteit die iemand doormaakt tijdens het rouwproces duidelijk te maken.

Die twee laatst genoemde pluspunten wegen echter niet op tegen de 90% onduidelijke, moeilijke gedichten. Wie na het lezen van deze recensie toch nog nieuwsgierig is naar de bundel kan ik het best aanraden eerst een biografie van Gerrit Kouwenaar te lezen. Het is ook handig dat je Totaal witte kamer leest op een moment van uiterste concentratie, want anders zal je het bundeltje al gauw opzij leggen en naar een hapklare VTM-soap grijpen.