Toen ik mij gisteren in verfwinkel Colora bevond (om mijn ouders te helpen bij het uitkiezen van enkele nieuwe kleuren voor de woonkamer), viel mijn oog op een groot aantal dozen witte verf, in de aanbieding. “Waarschijnlijk gaat het om een overaanbod dat men maar niet verkocht krijgt”, dacht ik meteen bij mezelf.
Toen ging bij mij een lampje branden. Ik begaf me onmiddellijk naar de sales manager (zo heet dat tegenwoordig) van Colora en zei: “Meneer, ik heb een schitterend idee om al die witte verf zo snel mogelijk verkocht te krijgen.” “Wat mag dat dan wel zijn, jongeheer?”, sprak de vriendelijke man mij meteen toe. “Heel eenvoudig”, antwoordde ik, “een reclamecampagne opstarten aan de hand van een heel bekend gedicht van één van mijn favoriete auteurs, Gerrit Kouwenaar. Dat gedicht gaat ongeveer zo:”
Laten wij nog eenmaal de kamer wit makennog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ikdit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaalde kamer wit maken, nu, nooit meer lateren dat wij dan bijna het volmaakte napratenalsof het gedrukt staat, witter dan leesbaardus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totalezoals wij er lagen, liggen, liggen blijvenwitter dan, samen –“Hmm, niet slecht, waarom heb ik dat idee zelf niet bedacht?”, zei hij meteen.
Ongelofelijk, maar waar… na exact één uur was alle witte verf uitverkocht! Als beloning kregen mijn ouders, gratis en voor niets, alle verf die ze nodig hadden om de woonkamer te schilderen!
Vanmorgen nog belde de PDG van Colora Oostende mij op: “Meneer Casier”, zei hij, “U hebt ons gered van het faillissement. Hoe kunnen wij u ooit bedanken?”. “Och, beste man”, antwoordde ik bescheiden, “Bedank liever Gerrit Kouwenaar. Hij heeft de bundel
Totaal witte kamer immers geschreven, niet ik!”
En zo leefden de uitbaters van verfwinkel Colora nog lang en gelukkig!
Elk sprookje bevat een moraal. De moraal van dit sprookje is: de gedichten van Gerrit Kouwenaar zijn (sommige althans) heel aangrijpend, als je tussen de regels leest. Poëzie in zijn puurste vorm, om het in vijf woorden te formuleren.
Hoe contrasterend, een zwarte kaft met daarop de titel:
Totaal witte kamer. Pas toen ik te weten kwam dat Kouwenaar de dichtbundel schreef na de dood van zijn vrouw, werd de bedoeling mij duidelijk. Een zwarte (symbool voor de dood) achtergrond met een witte (symbool voor hoop) tekst… het doet me eigenlijk denken aan de actie van koningin Fabiola: een witte outfit dragen op de begrafenis van haar echtgenoot, onze geliefde koning Boudewijn.
De bundel
Totaal witte kamer, die in 2002 verscheen, bestaat uit 27 gedichten. Moderne gedichten, zo kunnen ze we wel noemen. Opvallend immers zijn de telkens wisselende regel- en strofelengte en het ontbreken van rijm en leestekens, behalve dan het gedachtestreepje, waarmee de auteur bijna alle gedichten afsluit. Alsof Kouwenaar zich telkens afvraagt: “Hmm, zou ik m’n gedicht hier al beëndigen, of nog even doorgaan?”
Kouwenaars dichtbundel is best wel aangrijpend, maar o zo moeilijk toegankelijk voor de massa. Om zijn gedichten echt te begrijpen, moet je wel eens tussen de regels lezen (zoals ik al had vermeld), maar moet je eerst en vooral over enige voorkennis beschikken.
Toen ik
Een glas om te breken voor het eerst las, dacht ik: “Wat een onzin is dit?”
Voor ik aan de volledige dichtbundel begon, had ik me dan ook voorgenomen om mij eerst even te informeren over het leven en werk van Gerrit Kouwenaar. Zo kwam ik o.a. tot de vaststelling dat hij vroeger toneelstukken heeft vertaald, o.a. van Bertold Brecht en Jean-Paul Sartre. Laat ons hopen dat die toneelteksten iets toegankelijker waren voor het grote publiek dan de meeste van zijn dichtbundels! Want wat moet iemand zonder enige voorkennis zich immers voorstellen bij het lezen van volgend gedicht:
Liggend in zwart in de helderste kamer bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent vult men gedwee zijn inhoud met leegte omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel omdat taal moet ontleven moet men ontbinden lidwoorden longen lipletters speeksel iets dat hier klopt is meer dan een stilte uren herhalen zich zonder beginnen het ogenblik zoekt een glas om te breken –Hoe kun je in godsnaam je inhoud gedwee met leegte vullen? Of volmaakt bevatten wat het afschrift onteigent? Het zijn één van de vele vragen die Jan met de pet zich wellicht zou stellen!
“Och, die dekselse Gerrit”, dacht ik een aantal keer bij mezelf toen ik z’n gedichten las. Je verdriet op zo’n zeemzoete manier kunnen uitdrukken... het is een gave die maar weinigen gegeven is!