Er was eens een vader, Zeus, die eens met zijn vrouw Hera wou praten. ‘Vrouw’, zei hij. ‘Waarom krijg je de kinderen niet onder controle?’ ‘Ze eten zoveel, ze drinken zoveel en ze kosten zoveel geld’. Hera antwoordde bits: ‘het heeft misschien iets te maken met het feit dat je zoveel alimentatie moet betalen voor je kinderen bij je andere vrouwen.’ Hij keek naar zijn kinderen: Ares, Aphrodite en Hephaistos had hij samen met zijn vrouw Hera gemaakt. Bij Leto kreeg hij Apollo en Artemis. Heracles, Pallas Athene en Dionysos had hij gevonden aan zijn deur, een vrouw die hij zich niet herinnerde kreeg ook deze kinderen van hem. Bij Leda verwekte hij Castor, Pollux en hun zusje Helena.
Nu hij erover nadacht, hij had wel wat uitgestoken de voorbije jaren. Elf kinderen waren verwekt door hem, en nu zit hij vast met die elf kinderen. Was er maar een manier om van ze af te komen. Hera zou hier veel moeite mee hebben, maar het was nodig omdat ze geld nodig hadden om te overleven. Zeus ging eens bij zijn vrouw polsen hoe zij de situatie vond. Hera keek triestig naar de grond en zei dat ze ook geen oplossing wist voor het probleem. Zeus kreeg plots een idee. ‘En beste vrouw, als we ze eens naar het speelplein brengen, hier ver vandaan, aan de andere kant van de stad en ze daar achterlaten?’ Hier begon Hera onmiddellijk bij te huilen, ‘dit is zo wreed, hoe kan je dat zelfs denken?’ Maar Zeus bleef bij zijn idee, ‘die kinderen moesten weg.’ Dus brachten ze ’s anderdaags de kinderen naar het speelplein en lieten ze daar spelen. Stilletjes slopen Hera en Zeus weg van het domein en sprongen in hun busje en reden weg naar huis.
Pas na lange tijd hadden de kinderen door dat er iets scheelde. Aphrodite begon te huilen, ze vond haar papa en mama niet meer. Ares antwoordde stoer dat hij, als krachtige man hun wel ging thuiskrijgen. Na lang zoeken wist Ares het ook niet meer, hij wist niet waar ze waren, en waar hun ouders waren. ‘Hebben ze ons achtergelaten, of zijn ze gewoon eventjes weg?’ Opeens kreeg Apollo een idee. Hij zag een agent lopen en ging ernaar toe. ‘Dag meneer de agent, ik ben Apollo en ben hier met mijn 10 broertjes en zusjes. We vinden ons huisje niet meer terug, we wonen aan de onderkant van de berg Olympos.’ ‘Aaaah’ zegt de agent, ‘ik weet dat zijn, ik kom uit die regio. Willen jullie een lift naar daar?’ ‘Jaaaaaaaaa’ riepen de kinderen. En zo gingen ze richting hun huis. Toen ze aankwamen zagen ze hun moeder Hera en hun vader Zeus. Hera huilde van geluk bij het zien van de kinderen. De agent vroeg aan Zeus wat de kinderen zo ver van huis deden. ‘Oooh’ zei Zeus, ‘we gingen naar het speelplein en opeens waren ze weg, we dachten dat ze waren weggelopen. Dus kwamen we maar naar huis om te hopen dat ze terugkwamen.’ Deze leugen had de agent niet door, en ging terug naar de andere kant van de stad. ‘Oké’, zei Zeus. ‘Wat dachten jullie nu om eens de berg Olympos te beklimmen?’ De kinderen waren heel blij met dit voorstel en maakten zich klaar om te vertrekken.
Apollo en Ares hadden door dat er iets niet klopte. Hun vader was hun niet verloren, hij had ze achtergelaten. Dus namen ze broodkruimels mee om hun weg terug te vinden indien ze opnieuw ‘verloren’ gingen lopen. Dit had Ares vroeger eens gelezen in een boekje. Dus ging de familie op stap. Ze beklommen de berg Olympos en na lang zwoegen en zweten kwamen ze uit op een beekje. ‘Jullie mogen hier eventjes zwemmen’, zei Zeus. Alle kinderen deden hun kleren uit en sprongen in het water. Na lang zwemmen hadden de kinderen opeens door dat mama en papa alweer waren verdwenen. ‘Wat nu’, riepen de kinderen. Ze begonnen allemaal te wenen en werden heel verdrietig.
Maar Apollo en Ares bleven er kalm onder. Ze begonnen te vertellen aan hun broertjes en zusjes dat ze zoiets hadden verwacht. Dus hadden ze broodkruimels lang de weg gestrooid. ‘Kom’, riep Apollo, we moeten ze gewoon weer naar huis volgen. Ares en Apollo zochten de broodkruimels, ze zochten en zochten, maar vonden niets. ‘Hoe kan dat nu’, vroegen ze zich af. Opeens zagen ze allerlei vogels die de broodkruimels aan het opeten waren. ‘Oh neeeeeeee, dit mag niet’, riepen ze. En nu werd iedereen stil en verdrietig. Ze konden de angstaanjagende geluiden van de berg niet uitsluiten en kropen bang bijeen. Wat zal er nu gebeuren?...