donderdag 13 mei 2010

Luisteren

http://www.youtube.com/watch?v=UDL9M2fGK1E

Inleiding

We beginnen de les met een stellingenspel omtrent armoede. De leerlingen krijgen een rode en een groene kaart. Wanneer de leerlingen akkoord gaan, steken ze het groene kaartje in de lucht. Wanneer de leerlingen niet akkoord gaan, steken ze de rode kaart in de lucht.

- Stelling 1: Kinderen uit arme gezinnen presteren minder goed op school.

- Stelling 2: Het is je eigen schuld als je schulden hebt.

- Stelling 3: Arme mensen zijn eenzame mensen.

- Stelling 4: Je kunt zelf niets doen tegen armoede.

- Stelling 5: Als je arm bent, word je sneller ziek.

Oriënteren

Onderwijsleergesprek:

- Vraag 1: Wat is het programma Koppen?

- Vraag 2: Op welk kanaal kun je Koppen bekijken?

- Vraag 3: Wat is het doelpubliek van Koppen?

- Vraag 4: Wat is het tekstdoel van zo’n uitzending?

Voorbereiden

Onderwerp van de uitzending ‘Arm maakt ziek’ aankondigen.

- Vraag 1: Wat weet je al over dit onderwerp?

- Vraag 2: Naar welke tekstvorm luister je straks?

- Vraag 3: Wat zijn de kenmerken van deze tekstvorm?

De afspraken worden klassikaal overlopen.

- Afspraak 1: De leerlingen bekijken en beluisteren twee keer het fragment.

- Afspraak 2: De leerlingen mogen niets noteren tijdens het kijken en beluisteren. Ze noteren tussen de twee beurten en achteraf.

- Afspraak 3: De leerlingen werken individueel.

De leerlingen krijgen een werkblad. We overlopen de vragen klassikaal.

Uitvoeren: zoekend luisteren

De leerlingen moeten:

- de antwoorden op de gestelde vragen vinden en onthouden;

- de vragen beantwoorden na de eerste luisterbeurt;

- de ontbrekende antwoorden zoeken tijdens de tweede luisterbeurt;

- de gevonden antwoorden controleren tijdens de tweede luisterbeurt.

Uitvoeren:kritisch luisteren

De leerlingen lezen het volgende krantenartikel:

- http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=G5HC8O86

De leerlingen vormen een persoonlijk oordeel.
De leerkracht legt de link met de stellingen.

Reflecteren

- Waar ging het over? Wat was de hoofdzaak?

- Heb je nog vragen? Begrijp je alles?

- Wat weet je nu, dat je voor het luisteren nog niet wist?

- Welke problemen ondervond je bij het luisteren?

- Hoe kun je volgende luisteroefening beter aanpakken?

Gesprek:

- Reacties op de inhoud van de uitzending?

- Reacties op de ervaringen of informatie uit de uitzending?

- Reacties en eigen ervaringen m.b.t. dit onderwerp?

dinsdag 11 mei 2010

Du(c)aliteit

Charles Ducal – Toegedekt met een liedje

Tijdens een interview met literatuurkenner Johan De Haes gaf Charles Ducal aan dat poëzie geen gevoelsautomaat is, zoals de clichés bepalen. Poëzie houdt zich in de eerste plaats bezig met het creëren van een taal.

In zijn allernieuwste dichtbundel Toegedekt met een liedje heeft Ducal neergepend wat niet neer te pennen valt. Maar toch blijft de Vlaamse dichter ploeteren in het onmetelijke bad van de werkelijkheid.


In 1987 maakte Ducal zijn spraakmakend debuut met Het huwelijk. Daarmee was de toon gezet en sindsdien sprokkelde hij enkele literaire prijzen bijeen. Twee jaar later krijgt hij met De hertog en ik De Prijs van de Vlaamse Gids en in 1997 wint hij met Moedertaal de Prijs van Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Na tien jaar, in 2007, wordt In inkt gewassen de wijde wereld ingestuurd en daarmee ontvangt Ducal zijn eerste Herman De Coninck-prijs.


Forchta in bivonga is de ophelderende prelude van zijn recentste dichtbundel Toegedekt met een liedje. In dit gedicht legt Ducal al meteen een bekentenis af. Alles wat door zijn vingers werd neergeschreven, prijkt ook al ergens anders. Een zuivere lyriek valt door hem niet neer te schrijven en dat lijkt hij hier dociel toe te geven. Maar telkens als het spiegelvlak verandert in dit scherm, zit elders een kopie van mij. Hij vindt het keer op keer een heuse opgave om niet steeds in die ivoren toren te kruipen en te vervallen in de oude gewoontes.

Niet alleen zijn woorden, maar ook Ducal zelf lijkt doordrenkt te zijn van nijd en woeste emoties. In deze dichtbundel tracht hij om het onzegbare zegbaar te maken.




Toegedekt met een liedje wordt afgesloten met de epiloog Envoi. Daartussen zijn nog drie elementen terug te vinden waarvan de eerste en de laatste nog eens zijn onderverdeeld.

In de eerste brok van de bundel keert Ducal terug naar zijn vrouwelijke metgezel. Hierbij maakt hij ferm gebruik van alliteraties als een windvlaag door mijn woordenschat en aan zichzelf, zuur en droog. Ducal gebruikt tal van metaforen en hij is een meester in het gebruik ervan.


‘Het blijft aanlokkelijk om in die ivoren toren te kruipen.’



Helaas blijkt het een verloren moeite te zijn wanneer Charles Ducal, gewapend met een beitel, de muur rond de vrouwspersoon tot puin wil te slaan. Maar hij kan enkel een glimp opvangen van de persoon die de vrouw is en hij zal nooit helemaal kunnen begrijpen en aanvoelen hoe voorgoed verloren, de liefste heet.

Zijn recentste werk is vooral geïnspireerd door de wrede maatschappelijke realiteit van tegenwoordig. Internetporno wordt er expliciet en kordaat behandeld. Waar hij eerst op een begrijpbare, profijtige manier de vrouw tracht te doorgronden, ratelt hij nu platvloers pornografische gebeurtenissen af.


Het tweede deel draagt als aankondiging een citaat uit de Bijbel: mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Daarin valt pure poëzie te lezen, onverbloemd en rechtuit. Zolang poëzie mijn gezicht bedekte / hield men mij voor een fijnbereid mens. Ducal ziet de dichtkunst als een hulsel om de realiteit te verbergen.


Ik moet verliezen, maar ik kan nog winnen. Met dit citaat van Hans Andreus leidt Ducal het derde en laatste deel in. Ook hier tellen we weer drie delen: Binnen de lijst, Te dicht voor poëzie en Zoveel as. In het tweede compartiment wordt de liefde opnieuw beschreven. Haast altijd komt het tot de liefde zo, het vlees, dat het zich kan bedenken, dat het zijn tijd niet nodeloos verteert, want het is sterfelijk, het kent zijn grenzen. Ducal realiseert dat de liefde in zijn leven iets buitengewoon is, onmogelijk om betamelijk in een gedicht te gieten.

Zoveel as maakt al gauw duidelijk dat Ducal hier afscheid neemt van mensen die hij liefhad. De dood is maar de dood, lacht zij, noteert Ducal. Hij probeert de dood in te kleuren als een lichtzinnig verschijnsel in het menselijk leven.




De dichter voltooid zijn bundel met Envoi, opgedragen aan zijn overleden vriend. Hij probeert de betrekkelijkheid van de dood in te zien met de herinneringen die hem nog resten, en niets omspoelt om in te kleuren, niemand vindt die het beroert, een liedje zonder uitdrukking, zit hij als levend in mijn stoel.



Charles Ducal is in zijn opzet geslaagd en heeft de lezer zeker en vast aan het denken gezet. In volmondige woorden is het hem gelukt om zijn furieuze gevoelens neer te pennen. Een pareltje!

Ruby Red

Hersenspinsels van een gefrustreerde geest

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

Reflectie poëzierecensie Ducal

  1. Verdeel de klas in groepen van 3 à 4.
  2. Lees de poëzierecensies van jouw groepsleden en post in een reactie op de berichten jouw opbouwende kritiek.
  3. Lees op Toledo (Taalvaardigheden - Cursusdocumenten - Poëzierecensies) de recensie uit Poëziekrant.
  4. Schrijf als reactie op dit bericht welke recensie van jouw groepsleden volgens jou de beste is en wat je geleerd hebt van de professionele recensie uit Poëziekrant.

maandag 10 mei 2010

Ducal peilt naar het onuitsprekelijke.


‘Dichten gaat niet over genieten. Gedichten lees je omdat je geraakt wil worden in je diepste zelf.’ Een waarschuwing die kan tellen, van een dichter die in Toegedekt met een liedje zijn zesde spitwerk, onverdroten op zoek gaat naar het oog van de wereld, waarin hij zwijgend niet kan bestaan.

Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) is een Vlaamse dichter en schrijver uit Vlaams-Brabant. Hij schreef talrijke gedichtenbundels, zoals De Hertog en Ik, Het Huwelijk, en ook het semi-autobiografische De Meesterknecht. Zijn recentste dichtbundel heet Toegedekt met een liedje.

Het openingsgedicht Forchta in Bivonga , Oud-Nederlands voor in beving en in vrees, maakt meteen duidelijk waarover de bundel zal gaan. Ik weet dat ik mezelf moet schrappen / om plaats te maken voor de poëzie / maar telkens als het spiegelvlak verandert in dit scherm, zit elders een kopie. Hierin wordt duidelijk dat de dichter een voortdurende strijd aangaat met zichzelf. Hij probeert iets perfect weer te geven zoals hij het voelt maar omdat dit niet altijd vlot lukt, imiteert hij zichzelf. Ducal wordt geconfronteerd met jaloezie en haat en moet wroeten om een bepaalde lyriek in zijn gedichten te stoppen. Ik probeer het woord te scheiden van het vlees / op zo’n manier dat het kan overleven / niet alleen als een wonde en niet als wat geneest / maar als een hand geopend naar de hemel. Hier komt de dualiteit van de mens duidelijk naar voren. Aan de ene kant heb je het aardse, het lichamelijke en aan de andere kant heb je het verlangen van de poëzie.

De dichtbundel is opgebouwd uit drie cyclussen. In het eerste deel van zijn eerste cyclus Niet uit de rib worden we geconfronteerd met de ontoereikendheid van de taal die Ducal constant ervaart. Hij probeert zijn vrouw te omschrijven maar blijkt daar niet echt in te slagen. Hij vindt de juiste woorden niet en dit bezorgt hem de nodige frustraties.

Dit merken we ook in het tweede deel Onder dit spreken. Hij beschrijft het zelf als: vandaar dit bange, dwang geworden rijm / een tang om mijn verrekte schedel / die almaar voller wordt en almaar breder / hoewel ikzelf nog steeds verklein.

In School der pornografie worden we geconfronteerd met het aardse en het lichamelijke van Ducal. Het is een mens van vlees en bloed die nood heeft aan driften en daar ook niet kan aan weerstaan. Hij zoekt dan ook allerlei manieren op om zijn driften te botvieren.

Zolang er leven is, is er hoop.

De tweede cyclus Mijn koninkrijk is niet van deze wereld ziet poëzie als een masker die de werkelijkheid bedekt. Ducal probeert te schuilen in de poëzie. Soms slaagt hij erin maar soms wil hij niets liever dan het masker laten vallen.

De derde en laatste cyclus Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen bestaat net zoals de eerste cyclus uit drie delen. Binnen deze lijst beschrijft de strijd met de taal en de poëzie. In Te dicht voor poëzie worden we opnieuw geconfronteerd met de liefde en het seksuele. Zoals ik haar lichaam opzoek / de deur openstoot, binnenval / in de slapende zondagmiddag. Dit deel sluit perfect aan bij het deel School der pornografie.

Zoveel as is het laatste onderdeel van deze cyclus. In dit deel neemt Ducal afscheid van zijn geliefden. Daar blijkt hij echter niet zo goed in te slagen want hij vervloekt God voor het onrecht dat hem wordt aangedaan. De epiloog draagt hij op aan zijn overleden vriend Johan.

Ducal heeft een speciale schrijfstijl die me niet weet aan te spreken. Je moet zijn taal echt wel meester zijn en net zoals hem moet je je echt door de taal wroeten. Je moet bij elk gedicht die je leest, nadenken wat hij er precies mee bedoeld. Laat je leiden en dan kan je de wereld van de poëzie binnentreden.

Een liedje kan niet alles toedekken

‘Ik weet dat ik mezelf moet schrappen
om plaats te maken voor de poëzie’
Zo begint het eerste gedicht van de zesde dichtbundel van Charles Ducal. Het woord ‘poëzie’ komt zeer vaak voor in de bundel. Ook ‘woorden’, ‘zingen’, ‘liedje’ en ‘taal’ komen opvallend veel terug. De bundel is dan ook een zoektocht naar het onzegbare, een spel tussen de taal en de realiteit in de poëzie.

‘Toegedekt met een liedje’ heeft een duidelijke opbouw. Charles Ducal begint met het gedicht ‘Forchta in bivonga’. Dit verwijst naar een fragment uit de Wachtendonkse psalmen. Forchta in bivonga quamon over mi in bethecoda mi thuisternussi betekent: Vrees en beving kwamen over mij en duisternis bedekte mij. De rest van de bundel is verdeeld in drie verschillende delen. Het eerste en het derde deel kregen een naam. Ze bestaan uit verschillende kleine delen die ook een titel hebben.

Het eerste deel kreeg de titel: ‘Niet uit de rib’. De titels van de verschillende delen zijn: ‘Niet uit de rib’, ‘Onder dit spreken’, en ‘School der pornografie’. In het deeltje met de titel: ‘Niet uit de rib’, zijn vrouwen de inspiratiebronnen van Ducal. Hij gaat op zoek naar verschillende beelden om een vrouw te begrijpen en te beschrijven: ‘Een vrouw is gemaakt van louter aarde. / Niemand heeft haar iets ingeblazen:/ geen ziel, geen berouw./[…] Maar een vrouw kan zich ook vertonen als ‘een veulen op de weg,/ een kleurdoos die gemakkelijk openklapt,/ een lappendeken op een zondag bed,/[…] een windvlaag door mijn woordenschat.’/ Ducal moet in haar afdalen tot waar hij haar hoort ademhalen als een instrument. Er is een spanning tussen de verschillende beelden van een vrouw.

‘Onder dit spreken’ leert ons meer over het ontstaan van taal en gedichten. Het is een moeilijk proces. Ducal beschrijft in ‘Voor na de dood’ het doel van de poëzie en het proces om tot een goed gedicht te komen:

Als het gedicht u bekoort, bedenk dan
dat het gemaakt is van dode dagen,
van drankzucht, maagzuur, een vuile tafel
waarop een leven, ad nauseam.

En dat het zingt is niet meer dan wat klank
die bedekt, zoals men een laken legt
over een lijk, het wekt nieuwsgierigheid
als toch iets bloot kon gelegd,

iets zuivers, voorbij het zweet en de stank
dat zin geeft aan dit geschrijf, deze dwang
zich op te stapelen voor na de dood.

Zolang er leven is, is er hoop.

Een gedicht is niet gemaakt om iemand te bekoren. Er schuilt veel meer achter de klanken waarmee het bedekt is. Dit kan ook een verklaring zijn voor de titel van de dichtbundel. Een liedje kan niet alles toedekken. Je kunt niet alles verbergen. Op een bepaald moment komt de realiteit toch naar boven. Dit probeert Ducal met zijn gedichten.

In ‘School der pornografie’ worden vrouwen gereduceerd tot vlees. Ducal bekritiseert de porno-industrie op het internet. ‘Via het internet leren de zonen/ het onderscheid tussen de dochters van God/ en het wijfjesvlees van hun dromen./ […] Op sites als ‘www.openwide.com’ worden de afschuwelijkste fantasieën werkelijkheid. Alles is mogelijk. Ducal is tot nieuwe inzichten gekomen. Hij maakt dit ook duidelijk in het volgende deel van de bundel: ‘Zolang poëzie mijn gezicht bedekte/ hield men mij voor een fijnbereid mens/ […] Hij is een ander mens met andere opvattingen en gedachten. Dit uit zich in onder andere ‘School der pornografie’. Enkele gedichten verwijzen naar de oorlog in Irak. De maatschappelijke realiteit dringt dus zijn gedichten binnen.

De bundel eindigt met ‘Zoveel as’. De gedichten uit dit deel gaan over dood en vergankelijkheid. Er is geen troost van religie of wetenschap.
Het laatste gedicht: ‘Liedje voor Johan’, werd opgedragen aan Johan Vannuffelen, een overleden vriend van Ducal.

De gedichten hebben meestal een andere opbouw. De enige indeling die terugkomt, is een indeling van drie kwatrijnen met eventueel een aparte slotregel. Het valt op dat meer dan de helft van de gedichten eindigen met een geïsoleerde regel. Soms schuilt in deze regel een waarheid, soms ook niet. Een iets is zeker: het is een manier om je te doen nadenken over de poëzie.

Over liefde, dood, poëzie en porno

Over liefde, dood, poëzie en porno

Over één ding kunnen we het om te beginnen al meteen eens zijn: Ducal kan schrijven. Hét probleem is wel dat je zijn gedichten een paar keer gelezen moet hebben voor je de inhoud een beetje kan begrijpen. Vraag is dan natuurlijk of die inhoud het allerbelangrijkste is. Wat hij schrijft is al mooi op zich, zonder dat je je als lezer verdiept in de achterliggende betekenis van het gedicht. Zijn zinnen worden aaneengeregen met een ritme en tempo die ervoor zorgt dat het als een mooi liedje klinkt. De titel wordt hiermee mooi verbeeld. Bedek de wereld met een gedicht, met een liedje, zodat je de werkelijkheid mooier kan maken, mooier kan voorstellen dan hij werkelijk is.

Toegedekt met een liedje is een dun boekje, maar laat je niet bedriegen; de inhoud is groots. Het bestaat uit drie grote delen waarvan het eerste en het laatste deel nog eens onderverdeeld zijn in drie kleinere stukken.

Hij begint de bundel met de ietwat zware proloog Forchta in Bivonga. Hierin geeft hij de existentiële crisis van de dichter weer: ‘ik weet dat ik mezelf moet schrappen / om plaats te maken voor de poëzie, / maar telkens als het spiegelvlak verandert / in dit scherm, zit elders een kopie / van mij, vervuld van jaloezie en haat, /… / alleen in eigen leven kan men leren / het woord te scheiden van het vlees / op zo’n manier dat het kan overleven.’ Als dichter hoop je dat je geschreven woord verder zal leven na je dood. Maar daar moet de dichter zich voor wegcijferen en dat lukt zo moeilijk, dat als hij het dan eens probeert, hij het niet eens kan volhouden.

Het eerste onderdeel van Rose, thou art sick gaat vooral over de ongrijpbaarheid van de vrouw. Hij is niet altijd even positief over de vrouw: ‘Maar ’s nachts vriezen haar kaken vast, / een oude vrouw loopt in haar rond / die zwijgt en aan de sloten tast,’ Ook het mysterieuze van de vrouw komt naar voor in dit deel; kijk maar naar het gedicht waar het onderdeel zijn titel aan te danken heeft, Niet uit de rib: Niet uit de rib, maar uit het oog / ontstaat het lichaam van de vrouw. / de werkelijkheid is haar ontrouw. / … / Daarom doet men de ogen dicht en kijkt / tot eindelijk de vrouw verdwijnt / en jij er ligt.’ De vrouw is voor iedereen meestal gewoon een omhulsel. Dit omhulsel verbergt de werkelijke persoon van de vrouw, maar je leert haar pas echt zien als je leert te kijken naar het innerlijke van de vrouw.

In Onder dit spreken probeert de dichter grenzen te overschrijden die hij al heel lang rond zich heeft opgetrokken. In het titelgedicht van dit stuk probeert hij zijn lichaam uit een oeroude dwang te verlossen: ‘Het spreken houdt ze aan de lijn. / Ik voel het trekken aan mijn schouders: / geen wil of leidraad, maar iets ouders.’

Ook Vlaanderen is een harnas waar hij zich niet uit kan bevrijden: ‘Het zit om mij als de korst / om het brood, zo hopeloos dicht/ dat het verplicht genoeg te hebben / aan zichzelf, zuur en droog.’ Hij is een fervent tegenstander van de politieke partij Vlaams Belang en dit komt een stuk naar voor in dit gedicht, Le Flamand. Hij hekelt de bekrompenheid van sommige Vlaamse burgers en hun angst voor het onbekende: ‘Frans, Albanees, Tamzight / om leven te snijden in dit versteende verhaal. / Maar de korst is zo hard en zo dik / dat ik stik (…)’

In Dichtertje slaagt Ducal erin zijn onmacht om bepaalde zaken te veranderen mooi te verwoorden: Niet in staat haar voeten te warmen, / niet in staat hand in hand te gaan. Hij schrijft over de muur rond zijn schrijvend bestaan en de onkunde om met dit schrijven enige voelbare verandering te brengen. Hij kan schrijven over zijn wil om haar voeten te warmen, maar deze woorden slagen er niet in om dit effectief te laten gebeuren.

School der pornografie focust op het platvloerse van seks en porno. De titels van de gedichten geven al een deel van het idee weg; de zogenaamde sites kunnen zo uit de pornowereld komen gewandeld: www.doglove.com en www.brutalviolence.com zijn titels die niets aan de verbeelding over laten. Dit deel ademt de gore pornosfeer van louche sites uit: ‘We kunnen dit de naam gruwel geven. / Er zijn de laarzen, er is bloed / en het vloeibaar gezang van zwepen.

Het tweede deel van de dichtbundel, Mijn koninkrijk is niet van deze wereld, ziet poëzie als een sluier die de werkelijkheid bedekt. Ducal probeert die sluier te beschrijven in Naar buiten: ‘Zolang poëzie mijn gezicht bedekte / hield men mij voor een fijnbereid mens’. Maar in datzelfde gedicht wil hij ook die sluier weg: Nu het schoon is afgepeld / is in mijn hoofd een vergadering ontstaan / van ontnuchterende woorden’. Hij wil een illusievrije wereld en toont die aan zijn lezers.

Vervolgens hebben we het deel Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen. Dit gaat opnieuw een andere toer op. Het eerste stuk van dit deel, Binnen deze lijst, concentreert zich op de taal en de woorden, op de poëzie. Hij verklapt ons zelfs het recept van een gedicht in FAQ I: ‘Op deze wijze ontstaat het gedicht: / men zit voor het scherm en tikt / een willekeurige zin, / daarna gaat men slapen / of zoekt een afleiding’. Zo is dit volledige stuk opgebouwd rond taal, het schrijven en de poëzie.

Staat er nu eigenlijk wel wat er staat?

Het tweede stuk wil het over de liefde hebben. Zowel het mooie van de liefde wordt besproken - kijk maar naar Tot de liefde - als de wanhoop: ‘deze onmacht van mijn lief een beeld te maken / dat haar onuitwisbaar maakt, / niet als een foto om haar terug te halen, / maar als iets dat niet bestaat’. Toch heeft de meerderheid van deze gedichten een sombere sfeer over zich en geeft de lezer een gevoel van onbehagen. Dit is het slot van Foto: ‘als ik weg ben / zal ik je vergeten, / mijn lief.’

Zoveel as is het laatste onderdeel van Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen. Zoals de titel van het stuk al doet vermoeden, neemt Ducal hier afscheid van geliefden. Hij speelt met de gedachte om de dood te minimaliseren. Dit komt duidelijk naar voor in Hinase hic anda thu: ‘De dood is maar de dood, lacht zij.’ Toch slaagt hij hier niet in, want in hetzelfde gedicht vertelt hij ons: ‘En weer dat wurgend gevoel van wijding / dat woedend maakt, want geloof heb ik niet’. Hij vervloekt God omdat die toelaat dat zijn geliefden sterven en maakt dit duidelijk in zijn gedichten. Hij hekelt de dood en kan er niet mee om. Hij voelt de pijn al voordat de dood zich aandient en probeert die pijn, het wachten op de onvermijdelijke komst van het sterven, van zich af te schrijven.

De epiloog is dan een gedicht opgedragen aan Ducals vriend, Johan Vannuffelen. In dit gedicht bespreekt hij dat hij weet dat Johan er niet meer is, maar hij ziet hem nog steeds op de plekken waar ze elkaar vaak ontmoetten.

Zoals al eerder gezegd, lijkt dit bundeltje een heel fijn boekje, maar eenmaal je het aan het lezen bent, kan je je niet van de idee ontdoen dat je hier iets groots in je handen hebt. Ducal slaagt erin de lezer te boeien en te laten zoeken naar de dubbele bodem in zijn gedichten. Staat er nu eigenlijk wel wat er staat? In ieder geval was Toegedekt met een liedje een aangename leeservaring en kan ik niet anders dan het als 'aanrader' te bestempelen.

LittlebigPrincess

"Poëzie is de opstandigheid van de mens tegen wat hij is."

'Hoe bedoel je, een half uurtje leesgenot?', aldus een lichtelijk verontwaardigde Ducal, 'Dichten gaat niet over genieten, gedichten lees je omdat je geraakt wil worden in je diepste zelf.' Woorden, die Ducal lang geleden ontglipten tijdens een interview, loodsen de lezer doorheen zijn volledige oeuvre.


Ducal debuteerde in 1987 met de bundel Het huwelijk en timmert sindsdien verder aan een gevierd oeuvre. Hij sleepte al verschillende literaire prijzen in de wacht met enkele van zijn eerdere bundels. Zo won hij met Moedertaal de prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies en met De hertog en ik de prijs van de Vlaamse gids. In 2007 won hij zijn eerste Herman De Coninck-prijs voor de dichtbundel In inkt gewassen. Het werk van de leerkracht Nederlands werd al in verschillende bloemlezingen zoals Kerkhofwachters opgenomen.

Meanderend tussen droom en werkelijkheid, eigenliefde en zelfhaat creëert Ducal, met een bewonderenswaardig gevoel voor taal en argumentatie, een vaak cynische vorm van poëzie, trouw aan het leven en aan zichzelf. Dit gaat niet zelden gepaard met een zweem van paradox en de nodige controverse.


Met Forchta in Bivonca zet Ducal meteen de gepaste toon: 'Ik weet dat ik mezelf moet schrappen / om plaats te maken voor de poëzie.' Als een ware Don Quichot, vervuld van dromen en idealen, tracht Ducal het woord te ontrukken aan het vleselijke, het menselijke dat de poëzie dreigt te verstikken. Immers ‘alleen in eigen leven kan men leren / het woord te scheiden van het vlees’, doch we stranden allen op een magere kopie van het origineel. Doordrongen van haat en jaloezie onderneemt Ducal diverse pogingen om de lyriek opnieuw uit te vinden. Tevergeefs zo blijkt, ‘de zuivere lyriek is altijd plagiaat’.


Toegedekt met een liedje is, naast de proloog Forchta in Bivonca en de epiloog Envoi, onderverdeeld in drie delen, waarvan het eerste en het laatste deel nogmaals werd opgesplitst in drie stukken. In Niet uit de rib tracht Ducal zijn eigen vrouw te doorgronden en de muren die haar ware gelaat omringen één voor één te slopen. Als een beeldhouwer beitelt Ducal met woorden, ijverend naar dat ene realistische portret. Om daarna met School der pornografie schaamteloos te vervallen in oeroude , typisch mannelijke, gewoontes. Hij slaagt er niet in om verder te kijken dan het uiterlijk en zijn eigen seksuele verlangen. ‘Het oog is een onpeilbaar gat, / maar ziet nooit diep.’ Een onweerlegbare dualiteit typeert Ducal, aan de ene kant streeft hij naar een hoger, immanent en niet nader omschreven iets, terwijl hij steeds verder vervalt in een aardse, haast dierlijke drift.


‘de zuivere lyriek is altijd plagiaat’



‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. (Johannes 18:36)’ leidt het tweede deel in.

De werkelijkheid is Ducal ontrouw, zij bestaat niet en vormt daardoor een niet te vatten benadering. ‘…om van het diep in ons de peilloosheid te meten / en niet te merken dat het stinkt.’


In deel drie lijkt het afscheid te worden voorbereid. ‘Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen’ mompelend, haast onhoorbaar. De sombere ondertoon wordt slechts een zeldzame keer kortstondig doorbroken door een sprankel hoop, om even snel weer uit te doven. ‘God is dood. Er is geen lijden / buiten ons. Het is van ons.’ Nietschze komt ten tonele en verjaagt de, van verlangen en drift doordrongen, Freud definitief van de plankenvloer om vervolgens Ducal aan de dodenwake te laten beginnen. Ducal droeg Toegedekt met een liedje namelijk op aan een overleden vriend en laat zijn emoties de vrije loop. Lijden, pijn, afscheid en verdriet, maar ook onbegrip en woede banen hun weg naar de oppervlakte. Ducal omarmt ze allen als zijnde vrienden uit een ver verleden.


Ducal tracht met zijn dichtbundel de lezer te raken en slaagt, met vlag en wimpel, in zijn opzet. Wat zich schijnbaar voordeed als een luchtige dichtbundel, blijkt een vat vol emotie dat de lezer naar de keel grijpt wanneer hij dat het minst verwacht.


‘Niets kan zo bedrieglijk zijn als een foto.’

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

Op zoek in onwetendheid



Wie denkt dat hij bij het lezen van een dichtbundel kan genieten, is bij Charles Ducal aan het verkeerde adres. Velen gaan er van uit dat het lezen van een aantal gedichten hen leesplezier bezorgt. Dit is in grote tegenstelling tot de gedichten van Charles Ducal. ‘Dichten gaat niet over genieten, gedichten lees je omdat je geraakt wil worden.’ Een waarschuwing die kan tellen van een dichter die in Toegedekt met een liedje, zijn zesde werk, ijverig op zoek gaat naar de blik van de wereld, waarin hij zwijgend niet kan bestaan.

'Dichten gaat niet over genieten, gedichten lees je omdat je geraakt wil worden.'

Forchta in bivonga (Oud-Nederlands voor vrees en beving) is de sublieme inleider van Charles’ nieuwe bundel Toegedekt met een liedje. Maar blijf op uw hoede voor uitlatingen zoals: ‘De zuivere lyriek is altijd plagiaat, alleen in eigen leven kan men leren het woord te scheiden van het vlees.’ Hierna verlaat hij zijn dimensie en gaat deur na deur af. Dat leidt hem eerst naar zijn vrouw.

‘O Rose, thou art sik!’ wordt onderverdeeld in drie luiken, nl. Niet uit de ribben, Onder dit spreken en School der pornografie. Ducal beschouwt de vrouw als ondoorgrondelijk ‘de werkelijkheid is haar ontrouw, daarom bestaat zij niet’ en probeert haar te vatten, hij wil in haar ‘afdalen’, maar weet dat ‘hij haar niet uit de steen vrij kan krijgen’. In het derde luik verkent Ducal een weg naar buiten: hij bestudeert de draaimolen van lust en een leegte, nl. internetporno, een hartverscheurend voorbeeld van de pingpongmatchen tussen zijn en schijn die hem zo fascineren. Conclusie van de vorser-voyeur: ‘Pornografie is de moeder van de politiek. Wij zijn niets dan deze jongensstem die bijt in de melk. Machtsmuziek. Kinderspel.’

In het tweede deel ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’ beseft Ducal dat, ook als hij de muur rond hem sloopt, de muren in hem overeind blijven. Dit wordt aangetoond met zijn Vlaamse taal, zijn klassieke en geslepen taal en zijn drang om af te dwingen wat niet af te dwingen valt. Om dat besef te gehoorzamen, spreekt hij de lezer aan: ‘Als het gedicht u bekoort, bedenk dan dat het gemaakt is van de dode dagen, van drankzucht, maagzuur, een vuile tafel waarop een leven, ad nausem.’ En dat het zingt is niet meer dan wat klank die bedekt, zoals met een laken legt over een lijk. Zo weet u tenminste waar de titel op slaat.

Dit is een opmaat voor deel drie waar Ducal echt op straat staat, in een poging zijn private ik af te stemmen op zijn publieke ik. Geen gemakkelijke klus want niemand breekt hem de bek nog open. Moet hij dan zwijgen?

Gelouterd keert hij naar binnen, zichzelf inprentend dat zijn gedicht van tel is, niet zijn gezicht. Hij giet de gestelde vragen over zijn vak samen in deel drie. In het laatste luik ‘zoveel as’ zoekt hij zijn liefste op, die nu finaal te dicht voor woorden komt: ‘deze onmacht schrijf ik op.

Toegedekt met een liedje is opgedragen aan een overleden vriend. In zijn slotdeel zet Ducal uit volle borst een dodenmis in, hij jaagt je de dood voor zijn ogen. Ouderdom, lijden, afscheid, geloof, rouw… Allemaal woorden die je raken. Er wordt niet rond de pot gedraaid. Er moet een huis zijn op het einde van de weg, het moet om dit gewicht te kunnen verder dragen. Terwijl hij het zich afvraagt, vloeit uit zijn pen de eerste steen.

Na jaren acteert Charles Ducal steeds minder uit één standpunt. Alsmaar wijder en hoger grijpt hij naar de (on)zin van het bestaan, getuigend van zijn onvermogen om banaal te zijn. Zijn verzen spannen samen om van zijn anekdotes iets essentieel te maken.

Evita

dinsdag 4 mei 2010

luisteroefening: eens gedoopt, altijd gedoopt

Eens gedoopt, altijd gedoopt

http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/mediatheek/redactietips/redactietips_2eNiveau/1.772692

Oriënteren

- Welk programma wordt hier voorgesteld?

- Is het programma fictie of non-fictie?

- Is het taalgebruik eerder formeel of informeel?

- Wat weet je al over het onderwerp van de reportage?

Voorbereiden

- Wat zou je nog meer willen weten over het onderwerp?

Lees eerst individueel en aandachtig de vragen onder het onderdeeltje ‘uitvoeren’.
Wanneer de vragen onduidelijk zijn, vraag je de leerkracht om meer uitleg.

Uitvoeren

(intensief lezen)

1. Juist of fout? Duid aan met J voor juist of F voor fout? Verantwoord steeds je antwoord.

Je kan je officieel laten ontdopen.

Het ontdopen heeft geen inpak op het geld binnen de kerk in België.

Het aantal ‘ontdopingen’ neemt af.

2. Welke oplossing wordt wel aanvaard door de kerk?

…………………................................................................................................................................................

…………………................................................................................................................................................


3. Geef 2 redenen waarom sommige mensen het belangrijk vinden zich te ‘ontdopen’?

v …………………...................................................................................................................................

v …………………...................................................................................................................................

- Willen veel mensen zich laten ‘ontdopen’?

- Geef enkele redenen waarom mensen dan toch dopen?

- Heeft het ‘ontdopen’ inpakt op het geld binnen de kerk in België? Leg uit.

- Is dit overal zo het geval? Leg uit.

Reflecteren

Reflecteren op de inhoud

(kritisch lezen)

- Zou jij je laten ‘ontdopen’?

- Laat jij later je kinderen dopen?

Reflecteren op de luistertaak

- Vond je deze luisteroefening moeilijk?

- Hoe komt dit volgens jou? Geef twee redenen.