woensdag 30 september 2009

Cassandra's voorspelling

De ochtend draaide zich op zijn zij. De kerkklokken sloegen acht keer. Bonk. Bonk. Bonk. Cassandra wandelde nog sneller door het donkere industrieterrein. Werklui liepen al driftig heen en weer. De Reus vloekte hartgrondig en gaf zijn mannen mopperend aanwijzingen. Toen hij het meisje opmerkte, werd zijn blik even zachter. “Hé moppie,” riep er iemand uit, “je kan hier niet zomaar een hoekje afsnijden, hoor!” De Reus draaide zich met een ruk om. Het medelijden was uit zijn gezicht verdwenen. “Denk je dat je jolig bent? Hou je mond en ga weer aan het werk!”

Met de krant dicht tegen zich aangeklemd volgde Cassandra de smaller wordende weg, langs brandnetels en grachten tot ze bij het kruispunt kwam. Na nauwelijks twee minuten voelden haar vingers de knip op het tuinhek en met een roestige knars liep ze naar de stilte van het huis. In de keuken keek haar vader haar bruusk aan. “Waar ben jij nou weer geweest? Het is hier geen hotel.” Zijn ogen bleven rusten op de zwarte krantenkop die de stilte nog drukkender maakte. “Wat moet jij met die journalistenzooi? Je weet best dat we daar geen geld voor hebben. Dat komt hier niet meer in huis!” Cassandra dacht even aan de verlegen jongen die elke morgen zijn krant aan haar doorgaf. “Krantenvoer is net eten,” zei hij de eerste dag tussen de vele vrachtwagens op het industrieterrein. “Het is zo op en de restjes zijn toch maar voor de vuilbak. Lees jij hem maar.” Zwijgend schoof ze de krant over tafel. “Hitler komt onze kant uit. Je weet wat hij daarginds met de joden uitspookt.” Samuel Polak haalde zijn schouders even op. “Die man is gestoord ja, maar komt nooit onze kant uit. We zijn een neutraal land en daarbij zijn onze papieren netjes in orde. Je bent net als je moeder, die maakte zich ook druk om niets. Ze is er trouwens niet ver mee gekomen.” De stekende opmerking over haar moeder deed Cassandra even ineenkrimpen en haar zwarte ogen kregen een gesloten uitdrukking. “Ik voorspel dat hij ons allemaal kapot zal maken. Jou om mee te beginnen.” De wind huilde tussen de luiken van de ramen toen Samuels enige dochter de krant van tafel griste en de deur zo zacht dichtdeed dat het leek alsof die laatste alvast berustte in hetgeen te gebeuren stond.

Cassandra’s woorden hingen de rest van de dag in de lucht. Een nieuw jaar zal misschien het wonder brengen dat we nodig hebben, fluisterden de Nederlanders tegen elkaar. Hitler zal misschien mensen molesteren en landen doen branden, maar, beweerden ze, dat zal ons toch nooit overkomen. Met het raam wijd open voelde Cassandra een flauw zonnestraaltje op haar gezicht. De kerkklokken luidden weer. Bonk. Bonk. Bonk.

1 opmerking:

  1. Heel mooi verhaal!
    Het is zeer open, wat het makkelijk maakt om je fantasie de vrije loop te laten. Dat maakt het ook veel gemakkelijker om een hyperlink te plaatsen!
    Ik heb het gevoel dat je dit fragment echt doordacht hebt, wat ik alleen maar kan appreciëren.
    Ik ben benieuwd welke wendingen het verhaal zal nemen. :)

    BeantwoordenVerwijderen