dinsdag 21 december 2010

Eigen column

WACHTEN

Ik lig te wachten tot ik eindelijk in slaap val, om mijn dag vol wachten af te sluiten. En de volgende dag begint alles opnieuw. Wachten op de bus die weer eens vertraging blijkt te hebben. Maar oké, vandaag hebben ze een uitvlucht. Het heeft eens gesneeuwd! Daarna wachten op de trein, aangezien ik de vorige net gemist heb. Maar wat brengt dat geduldig wachten me op? Helemaal niets. “Dames en heren, even uw aandacht. De trein richting Kortrijk heeft een vermoedelijke vertraging van tien minuten.” Verdomme. Altijd hetzelfde liedje. Dan heb je al eens meer geduld dan anders, is het me nu in één ruk afgenomen.

Eens op school aangekomen, wacht ik geduldig tot de deur van het lokaal opengaat. Midden in een les naar binnen gaan, is naar verluidt niet zo beleefd. Dan sta je daar een kwartier te wachten, tot je beseft dat je helemaal niet in dit lokaal zit. Snel naar de andere kant van school lopen is de oplossing. Maar ook daar moet ik nog vijf minuten wachten. Eens we in de klas zitten is het dan weer wachten – vol ongeduld deze keer – op het signaal dat de les voorbij is.

Een hele dag geduldig wachten op lectoren, dan ongeduldig wachten tot de les voorbij is en dan is het opnieuw wachten geblazen op weg naar huis. Inderdaad, de trein heeft weer eens een vertraging van “vermoedelijk vijf minuten”. Niet zo tof, mis ik weer eens mijn bus. Dus ook in Brugge aangekomen, moet ik twintig minuten wachten tot deze komt.

Eens thuis aangekomen, is er geen tijd meer om te wachten. Snel douchen en de fiets op, naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Met dit winterweer vallen op je hand is geen bijster goed plan! De pols is een teer gewricht, zo blijkt. Ook in het ziekenhuis is het weer wachten geblazen. Een halfuur vertraging moet ik ook hier maar weer tolereren. Eindelijk word ik binnengeroepen. Ik met mijn trui uitdoen en mijn arm wordt in alle mogelijke posities gedraaid. Heb ik werkelijk moeten wachten op een man die me enkel maar pijn doet?

Een kwartier lang voel ik me alsof ik op de folterbank lig. En ja, je raadt het nooit wat ik nadien moest doen? Natuurlijk, alweer wachten. Verdomme, ik had het eigenlijk al gehad voor vandaag maar ja, weglopen zou ook geen goed plan zijn. Misschien was mijn pols wel gebroken? En ja hoor, na exact één uur en vijftien minuten wachten was het zover. Het protocol van de dokter kwam er eindelijk aan. Die tijd hadden ze blijkbaar nodig om een protocol met vijf zinnen op te stellen. Duurt dit dan werkelijk zo lang? Als ik op sterven lig, zal ik dan ook zo lang moeten wachten?

Nu, sterven zou ik niet doen. Ik had een gebroken pols. Blijkbaar was het niet zo slim om daar twee dagen mee rond te lopen alvorens naar het ziekenhuis te gaan. Ik kreeg de vraag “waarom ik niet onmiddellijk naar de dienst spoedgevallen was gegaan?” Ik moest terug naar de “de min één mevrouwtje, daar zullen ze u verder behandelen”. Ik vroeg me al af waarom ze me verder moesten behandelen. Blijkbaar was mijn pols gebroken. En je raadt het nooit. Drie uur heb ik nog zitten wachten eer ze eindelijk mijn pols kwamen ingipsen. Met mijn fiets moest ik niet meer rijden. Met één hand in dit winterweer is dat niet zo handig. Dus wat heb ik nog maar eens mogen doen om deze dag te beëindigen? Juist ja. Wachten op een taxi. Bij deze roep ik vandaag uit tot ‘wachtdag’ in plaats van ‘woensdag’!

1 opmerking:

  1. Wachten, frustrerend hé?! Dat vind ik ook. Je hebt een frustratie van menig medemens heel mooi verwoord. Vlot geschreven ook.

    BeantwoordenVerwijderen