maandag 10 mei 2010

Over liefde, dood, poëzie en porno

Over liefde, dood, poëzie en porno

Over één ding kunnen we het om te beginnen al meteen eens zijn: Ducal kan schrijven. Hét probleem is wel dat je zijn gedichten een paar keer gelezen moet hebben voor je de inhoud een beetje kan begrijpen. Vraag is dan natuurlijk of die inhoud het allerbelangrijkste is. Wat hij schrijft is al mooi op zich, zonder dat je je als lezer verdiept in de achterliggende betekenis van het gedicht. Zijn zinnen worden aaneengeregen met een ritme en tempo die ervoor zorgt dat het als een mooi liedje klinkt. De titel wordt hiermee mooi verbeeld. Bedek de wereld met een gedicht, met een liedje, zodat je de werkelijkheid mooier kan maken, mooier kan voorstellen dan hij werkelijk is.

Toegedekt met een liedje is een dun boekje, maar laat je niet bedriegen; de inhoud is groots. Het bestaat uit drie grote delen waarvan het eerste en het laatste deel nog eens onderverdeeld zijn in drie kleinere stukken.

Hij begint de bundel met de ietwat zware proloog Forchta in Bivonga. Hierin geeft hij de existentiële crisis van de dichter weer: ‘ik weet dat ik mezelf moet schrappen / om plaats te maken voor de poëzie, / maar telkens als het spiegelvlak verandert / in dit scherm, zit elders een kopie / van mij, vervuld van jaloezie en haat, /… / alleen in eigen leven kan men leren / het woord te scheiden van het vlees / op zo’n manier dat het kan overleven.’ Als dichter hoop je dat je geschreven woord verder zal leven na je dood. Maar daar moet de dichter zich voor wegcijferen en dat lukt zo moeilijk, dat als hij het dan eens probeert, hij het niet eens kan volhouden.

Het eerste onderdeel van Rose, thou art sick gaat vooral over de ongrijpbaarheid van de vrouw. Hij is niet altijd even positief over de vrouw: ‘Maar ’s nachts vriezen haar kaken vast, / een oude vrouw loopt in haar rond / die zwijgt en aan de sloten tast,’ Ook het mysterieuze van de vrouw komt naar voor in dit deel; kijk maar naar het gedicht waar het onderdeel zijn titel aan te danken heeft, Niet uit de rib: Niet uit de rib, maar uit het oog / ontstaat het lichaam van de vrouw. / de werkelijkheid is haar ontrouw. / … / Daarom doet men de ogen dicht en kijkt / tot eindelijk de vrouw verdwijnt / en jij er ligt.’ De vrouw is voor iedereen meestal gewoon een omhulsel. Dit omhulsel verbergt de werkelijke persoon van de vrouw, maar je leert haar pas echt zien als je leert te kijken naar het innerlijke van de vrouw.

In Onder dit spreken probeert de dichter grenzen te overschrijden die hij al heel lang rond zich heeft opgetrokken. In het titelgedicht van dit stuk probeert hij zijn lichaam uit een oeroude dwang te verlossen: ‘Het spreken houdt ze aan de lijn. / Ik voel het trekken aan mijn schouders: / geen wil of leidraad, maar iets ouders.’

Ook Vlaanderen is een harnas waar hij zich niet uit kan bevrijden: ‘Het zit om mij als de korst / om het brood, zo hopeloos dicht/ dat het verplicht genoeg te hebben / aan zichzelf, zuur en droog.’ Hij is een fervent tegenstander van de politieke partij Vlaams Belang en dit komt een stuk naar voor in dit gedicht, Le Flamand. Hij hekelt de bekrompenheid van sommige Vlaamse burgers en hun angst voor het onbekende: ‘Frans, Albanees, Tamzight / om leven te snijden in dit versteende verhaal. / Maar de korst is zo hard en zo dik / dat ik stik (…)’

In Dichtertje slaagt Ducal erin zijn onmacht om bepaalde zaken te veranderen mooi te verwoorden: Niet in staat haar voeten te warmen, / niet in staat hand in hand te gaan. Hij schrijft over de muur rond zijn schrijvend bestaan en de onkunde om met dit schrijven enige voelbare verandering te brengen. Hij kan schrijven over zijn wil om haar voeten te warmen, maar deze woorden slagen er niet in om dit effectief te laten gebeuren.

School der pornografie focust op het platvloerse van seks en porno. De titels van de gedichten geven al een deel van het idee weg; de zogenaamde sites kunnen zo uit de pornowereld komen gewandeld: www.doglove.com en www.brutalviolence.com zijn titels die niets aan de verbeelding over laten. Dit deel ademt de gore pornosfeer van louche sites uit: ‘We kunnen dit de naam gruwel geven. / Er zijn de laarzen, er is bloed / en het vloeibaar gezang van zwepen.

Het tweede deel van de dichtbundel, Mijn koninkrijk is niet van deze wereld, ziet poëzie als een sluier die de werkelijkheid bedekt. Ducal probeert die sluier te beschrijven in Naar buiten: ‘Zolang poëzie mijn gezicht bedekte / hield men mij voor een fijnbereid mens’. Maar in datzelfde gedicht wil hij ook die sluier weg: Nu het schoon is afgepeld / is in mijn hoofd een vergadering ontstaan / van ontnuchterende woorden’. Hij wil een illusievrije wereld en toont die aan zijn lezers.

Vervolgens hebben we het deel Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen. Dit gaat opnieuw een andere toer op. Het eerste stuk van dit deel, Binnen deze lijst, concentreert zich op de taal en de woorden, op de poëzie. Hij verklapt ons zelfs het recept van een gedicht in FAQ I: ‘Op deze wijze ontstaat het gedicht: / men zit voor het scherm en tikt / een willekeurige zin, / daarna gaat men slapen / of zoekt een afleiding’. Zo is dit volledige stuk opgebouwd rond taal, het schrijven en de poëzie.

Staat er nu eigenlijk wel wat er staat?

Het tweede stuk wil het over de liefde hebben. Zowel het mooie van de liefde wordt besproken - kijk maar naar Tot de liefde - als de wanhoop: ‘deze onmacht van mijn lief een beeld te maken / dat haar onuitwisbaar maakt, / niet als een foto om haar terug te halen, / maar als iets dat niet bestaat’. Toch heeft de meerderheid van deze gedichten een sombere sfeer over zich en geeft de lezer een gevoel van onbehagen. Dit is het slot van Foto: ‘als ik weg ben / zal ik je vergeten, / mijn lief.’

Zoveel as is het laatste onderdeel van Ik moet verliezen maar ik kan nog winnen. Zoals de titel van het stuk al doet vermoeden, neemt Ducal hier afscheid van geliefden. Hij speelt met de gedachte om de dood te minimaliseren. Dit komt duidelijk naar voor in Hinase hic anda thu: ‘De dood is maar de dood, lacht zij.’ Toch slaagt hij hier niet in, want in hetzelfde gedicht vertelt hij ons: ‘En weer dat wurgend gevoel van wijding / dat woedend maakt, want geloof heb ik niet’. Hij vervloekt God omdat die toelaat dat zijn geliefden sterven en maakt dit duidelijk in zijn gedichten. Hij hekelt de dood en kan er niet mee om. Hij voelt de pijn al voordat de dood zich aandient en probeert die pijn, het wachten op de onvermijdelijke komst van het sterven, van zich af te schrijven.

De epiloog is dan een gedicht opgedragen aan Ducals vriend, Johan Vannuffelen. In dit gedicht bespreekt hij dat hij weet dat Johan er niet meer is, maar hij ziet hem nog steeds op de plekken waar ze elkaar vaak ontmoetten.

Zoals al eerder gezegd, lijkt dit bundeltje een heel fijn boekje, maar eenmaal je het aan het lezen bent, kan je je niet van de idee ontdoen dat je hier iets groots in je handen hebt. Ducal slaagt erin de lezer te boeien en te laten zoeken naar de dubbele bodem in zijn gedichten. Staat er nu eigenlijk wel wat er staat? In ieder geval was Toegedekt met een liedje een aangename leeservaring en kan ik niet anders dan het als 'aanrader' te bestempelen.

LittlebigPrincess

1 opmerking:

  1. Charlene Winne11 mei 2010 om 06:59

    Maaike

    Je recensie is erg uitgebreid en inhoudelijk goed onderbouwd. Je inleiding prikkelt de lezer en nodigt hem uit om verder te lezen en ook een mening te vormen.

    Charlene

    BeantwoordenVerwijderen