“He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song…”
Zo zet W H Auden op papier wat iemand voor een persoon kan voelen. Je beseft vaak pas te laat wat iemand voor je betekend heeft. Wanneer je het volledige gedicht leest, merk je het verdriet.
Gerrit Kouwenaar doet het op zijn eigen manier, maar weet de lezer met veel van zijn rauwe gedichten ook kippenvel te bezorgen.
Bij het bekijken van de eerder koele kaft, verwacht je niet dat er vanbinnen zoveel warmte zit. Het zwarte geeft een doodse indruk, de witte en blauwe letters maken het geheel koud.
Wanneer je de bundel openslaat, krijg je een gloed van menselijk, warm verdriet over je.
De dichter toont aan de lezer dat hij nog steeds rouwt om de dood van zijn geliefde vrouw, maar hij lijkt haar heengaan toch aanvaard te hebben. Een nadag, het eerste gedicht uit de bundel, geeft toch die indruk.
In de eerste reeks, met de toepasselijke naam een glas om te breken, probeert Kouwenaar de stilte te doorbreken. Hij doet dit door via herinneringen en gedachten te praten met of over zijn vrouw. De gedichten gaan over hun jonge, onbezorgde leven, waarvan hij weet dat ze nooit nog terug komen.
Kouwenaar heeft duidelijk heel wat denkwerk in de bundel gestopt. Na het eerste deel over de vrolijke jeugd, komen de vragen. Vragen die steeds weer beginnen met ‘waarom’.
Het leven zal zijn gang blijven gaan, alles zal doorgaan. Toch is er ruimte voor een moment waar de wereld van de dichter stilstaat.
“…straks komt de kievit
het vee staat al buiten in ruigere vachten
een eendere hemel hangt lager, de zee is een vijver
maar voor wie gist de inmaak onterfd in de kelder
zal niets ons ontbreken staat er geschreven
in de verte naderen beneveld de steden”
Het laatste deel van de bundel draagt ook de titel met zich mee: totaal witte kamer.
Dit is een deel vol sombere, maar toch mooie en aangrijpende gedichten. Hier staat het rouwproces centraal. Iedereen die ooit al een geliefde heeft verloren, kan er een deel van zichzelf in herkennen.
Naast de drie delen van de bundel, valt je als lezer zeker nog een ander aspect op. Kouwenaar schrijft zeer ‘visueel’.
Je kan als lezer als het ware voor je ogen zien wat er gebeurt.
Een eerste iets wat zeer vaak terugkomt is het contrast tussen zwart en wit. Het zwart van de dood en het verdriet staat tegenover het wit van de hoop, het leven dat verder gaat na het verlies.
Het lijfelijke is ook pertinent aanwezig in deze bundel.
Het vlees sterft langzaam af. De dood gaat op zoek naar de laatste restjes die het nog kan vinden om de honger te stillen.
“Eter komt eindelijk eten, het vlees is je lievelingseten”
Dit is geen bundel om in een keer snel door te nemen. De lezer moet alles kunnen verwerken.
Enkele gedichten moet opnieuw en opnieuw worden gelezen, met voldoende tussentijd.
In deze haastige wereld, vind je een werk waar tijd er uiteindelijk niet meer toe doet.
Je laat dit werk langzaam, maar zeker tot je doordringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten