vrijdag 1 mei 2009

Moeilijk gaat ook


Gerrit Kouwenaar – Totaal witte kamer
‘Moeilijk gaat ook’ moet Gerrit Kouwenaar gedacht hebben bij het schrijven van de bundel Totaal witte kamer. En ik heb het hier niet over de campagne van Open VLD. De bundel bevat namelijk enkele gedichten die op een zodanig gecompliceerde manier geformuleerd zijn, dat ze je doen denken aan de Belgische grondwet.
Om dit even te illustreren, gebruik ik het gedicht parkwandeling dat op pagina 27 staat.

parkwandeling

Zo betrapt men de jaren, levensloop, ademnood, voet
stap na voetstap, verloren, ontlopen

grind dat men kust met zijn zolen, kind
dat men struikelde, naliet, verstrikt in een foto

bomen die namen ontvlezen, maanzieke honden, sterf
grage vrijgeesten, braakplekken, wanhopen

ingangen uithekken die nergens op sluiten, wan
vrucht van vrijheid, ruiker van uitwas, uit
vlucht van doden-

Wel, zo betrap ik Kouwenaar op een onsamenhangende, saaie opsomming. Het is zelfs moeilijk om dit gedicht -als ik deze tekst al zo mag noemen- in één keer uit te lezen. Tegen het einde van de laatste strofe weet je bijgod niet meer waar de eerste zin om draait. En hoe kan men in hemelsnaam een kind struikelen. Voor zover ik altijd geleerd heb, kan je niet iemand struikelen. Dan stel ik me nog de vraag wat een uithek is. Ik vermoed dat Kouwenaar hiermee een uitgang bedoelt. Uitgang klinkt misschien minder poëtisch, maar is tenminste voor iedereen verstaanbaar. Hij probeert het gedicht dan nog wat te verbloemen door een vorm van enjambement. Dit ervaar ik eerder als storend en hierdoor wordt het nóg ingewikkelder. De enige mooie zin in dit samenraapsel van woorden is ‘grind dat men kust met zijn zolen’. Hieruit begrijp ik dat iemand zachtjes over een grindpad wandelt. De auteur kan dan toch op een eenvoudige manier iets moois zeggen. Spijtig genoeg is de rest van dit gedicht nonsens, net zoals 90% van de gedichten die in Totaal witte kamer zijn opgenomen.

Ook de cover van de bundel nodigt niet echt uit tot lezen. De volledig zwarte kaft met als enige lichtpuntje een wit vierkant is niet meteen een creatief hoogstandje te noemen. Je kan dit natuurlijk makkelijk verklaren als je weet waarom deze bundel geschreven is. Kouwenaar pende deze gedichten namelijk neer naar aanleiding van de dood van zijn vrouw. Dit was ongetwijfeld een tragische gebeurtenis voor hem en voor een dichter is het dan ook vanzelfsprekend dat hij dit overlijden via poëzie probeert te verwerken. Als je deze achtergrondinformatie weet, is het makkelijker om de gedichten te begrijpen. Dit maakt ze daarom niet minder ingewikkeld. Nu kunnen we ook de cover van het boek even ontleden. Een volledig zwarte kaft, het kleur van de rouw, met daarin de witte kamer waar het lichaam van zijn vrouw enkele dagen bewaard werd. Ik ben echter van mening dat een lezer niet op de hoogte moet zijn van het persoonlijk leven van een auteur als hij een dichtbundel wil lezen. Een goed gedicht kan op zichzelf bestaan en moet duidelijk zijn. En hieraan voldoen de gedichten van Kouwenaar niet. Hij had misschien wel een inleiding kunnen schrijven in de bundel. Dit zou zeker helpen om de gedichten of toch tenminste de situatie die aan de gedichten voorafging te verklaren. De bundel wordt dan ook op zijn beurt toegankelijker.

Zoals ik al eerder zei, vind ik 90% van de gedichten in Totaal witte kamer klare nonsens. Dan blijft er nog altijd 10% over die ik wel weet te smaken. Op pagina 24 vind je bijvoorbeeld dit gedicht:

4

Men kijkt naar binnen in een vertrek
men schrijft een vrouw die een kous aantrekt

de nylonkous bevingert haar huid
trekt zij hem aan of trekt zij hem uit

trekt zij hem uit of trekt zij hem aan:
de kunst is op het punt van ontstaan-

Dit is een kort gedicht dat rijmt. Tijdens het lezen heb je ongetwijfeld het ritme van de verzen gevoeld. Het is ook duidelijk waarover het gaat. Kouwenaar kan blijkbaar toch een mooi, eenvoudig gedicht schrijven over een banaal iets. Spijtig genoeg bevat de bundel niet meer van deze dichtwerkjes.

Een rode draad doorheen zijn werk is het gebruik van het onbeduidende ‘men’. Onder dit woordje kan je heel wat verstaan: zijn vrouw, de mensheid, de pers …? In Totaal witte kamer bedoelt hij met ‘men’ zichzelf. Hij probeert op deze manier zijn eigen gevoelens te veralgemenen, wat ervoor zorgt dat de gedichten heel wat koeler en afstandelijker overkomen. Dit is wel een originele benadering van het thema ‘de dood’. In de meeste poëzie probeert men de mensen juist de emotionele intensiteit die iemand doormaakt tijdens het rouwproces duidelijk te maken.

Die twee laatst genoemde pluspunten wegen echter niet op tegen de 90% onduidelijke, moeilijke gedichten. Wie na het lezen van deze recensie toch nog nieuwsgierig is naar de bundel kan ik het best aanraden eerst een biografie van Gerrit Kouwenaar te lezen. Het is ook handig dat je Totaal witte kamer leest op een moment van uiterste concentratie, want anders zal je het bundeltje al gauw opzij leggen en naar een hapklare VTM-soap grijpen.

1 opmerking:

  1. Een goed opgebouwde recensie met een heel degelijke inhoudelijke analyse.
    Wat ik vooral origineel vind, is de eigen mening: ongezouten, zonder eufemistische taal.

    BeantwoordenVerwijderen